Geen fout in Hellenbroek
Voor mijn catechisatielessen gebruik ik nog altijd de oude, beproefde methode van Hellenbroek, het ”Voorbeeld der Goddelijke Waarheden”. De orde van behandeling, maar ook de stof die besproken wordt en soms ook de formulering van bepaalde antwoorden zijn zo waardevol dat ik er voor de groepen tot 16 jaar nog geen afstand van heb kunnen doen.
Ook het leren van Bijbelteksten blijft waardevol en mijn catechisanten weten ondertussen wel dat ik daar niet zo graag de hand mee licht. Wel heb ik oude woorden of onbegrijpelijke zinsconstructies in het boekje veranderd en een nieuwe uitgave, met werkboekje, verzorgd om ook thuis, met de hulp van ouders, opdrachten te laten maken bij de bestudering van de geloofsleer.
Waar het me nu om gaat, is dat eens een catechisant bij de behandeling van het genadeverbond zijn vinger opstak. „Er staat een fout in mijn boekje”, zei hij. Toen ik informeerde wat er dan verkeerd stond, las hij het antwoord op de vraag hoe de zondaar overgaat in het genadeverbond: De vraag luidt: „Hoe gaat de zondaar over in dit verbond?” En het antwoord is: „God nadert eerst tot hem, als Hij de zondaar vriendelijk nodigt en bidt, met veel ernst en oprechtheid, en al zijn moeilijkheden oplost.”
Hij zei iets in de zin van: „Wěj moeten toch bidden, maar God bidt toch niet?” Ik heb geantwoord dat het geen fout was, maar dat Gods Woord ook zo spreekt. Het is het wonder van Gods neerbuigende goedheid; een wonder, want ieder mens verdient verloren te gaan. Maar bij God vandaan is er een weg voor verzoening gebaand, door de Heere Jezus. En omdat niemand naar God vraagt of naar Hem zoekt uit zichzelf, wil Hij de Eerste zijn en roept Hij zondaren, niet met hardheid, maar met liefde. Ik kon verwijzen naar de tekst: „Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.” (2 Kor. 5:20).
In de Engelse King James Version is het vertaald met ”beseech”, dat zelfs ”smeken” betekent. We moeten hier niet denken dat dit God onwaardig is om in neerbuigende goedheid zo tot een zondaar af te dalen. Ook moeten we het niet voorstellen alsof dit de mens dan op de troon zet en zijn zaligheid afhangt van eigen willen of doen.
Het Griekse woordenboek geeft als vertaling van het grondwoord in het Nieuwe Testament de woorden ”dringend bidden” en ”verzoeken”. Calvijn geeft hier als verklaring: „Met het woord bidden wordt een onbegrijpelijke lof der genade van Christus uitgedrukt, dewijl Hij Zichzelf zo vernedert, dat Hij Zich niet ontziet ons te bidden. Zoveel te minder kan onze verdraaidheid verontschuldigd worden, tenzij wij ons door zulke grote vriendelijkheid terstond leerzaam en gehoorzaam bewijzen.”
Ik heb in mijn uitgave van Hellenbroek het woord bidden dus niet, als was het Oudnederlands, vervangen door een ander woord, maar het gewoon laten staan, als een uitdrukking van Christus’ neerbuigende en zoekende zondaarsliefde. Hij zoekt het verlorene. In artikel 12 van de NGB wordt erover gesproken dat God de mens dient, teneinde dat de mens zijn God diene. Dat gaf bij de behandeling van de NGB eens een soortgelijke vraag. Het zou ons dan ook moeten verbreken dat God toont de Eerste te willen zijn. Is onze onwil en afkerigheid dan geen vreselijke vijandschap? Ook die kan Christus verbreken. Geen middel zo sterk als Zijn neerbuigende liefde.
Goes, ds. C. J. Meeuse