Aansporing
Van een goede vriend kreeg ik het volgende toegestuurd, waardoor ik mij diep geraakt én gestimuleerd voelde:
„Het pastor-zijn is iets anders dan de ’public relations’ van de christelijke gemeente verzorgen, al wordt het wel vaak zo gezien. In onze pastorale bezoeken vervallen we er soms ook toe om slechts goodwill in de gemeente te kweken of deze op peil te houden. Een andere keer verwarren we onze ”sociale betrokkenheid” met ”geestelijke gezindheid”. En in onze slechtste momenten draaien we als een ongevoelig radertje in het machinewerk van de gemeente en zijn we allang blij als deze machine in beweging blijft. Een beetje slaafs brengen we onze bezoekjes (die we natuurlijk nauwkeurig administreren), we knikken met de mensen mee, we sussen de lastige vragen, we ontvangen een kopje koffie, iedereen vindt ons wel aardig; en we vinden zelf dat we het er aardig van afbrengen.
Is dit pastoraat? Nee! God roept ons om met zielen om te gaan. Hoe kostbaar is elke ziel! De Vader heeft elk van Zijn kinderen met Zijn gehele oneindige hart lief. De Zoon acht de oneindige prijs van Zijn bloed niet te hoog voor één enkele zondaar. De Heilige Geest komt uit de heilige hemel neer om in de onheiligste plaats op deze aarde Zijn intrek te nemen en deze te heiligen tot de heiligste plaats op aarde, namelijk tot tempel van de Geest. De engelen verheugen zich als één zondaar zich bekeert. En die ene zondaar ervaart het dat zijn ziel meer waard is dan de hele wereld.
Het duizelt ons als het tot ons doordringt dat God Zijn schepping tot stand bracht zonder middelen, maar dat Hij Zijn grootste werken doet door ons mensen. Broeder, wij zijn in Gods werk betrokken... Wanneer we weer op deze toonhoogte zijn, kunnen we de moeiten en de zorgen, de spanningen in gemeente en kerk weer heilig relativeren. We laten ons niet meer inpakken door het kleinburgerlijke en het menselijke, maar het licht van de eeuwigheid valt over ons werk. We klagen niet meer over anderen, maar over onszelf. We kreunen niet om een scheef gezicht, maar we zien Gods vriendelijk aangezicht. We zijn er diep van overtuigd dat we iets hebben te zeggen en dat de geestelijke werkelijkheid de enige werkelijkheid is. We gaan in ernst en liefde, zorgvuldig en gedreven, met de zielen om die God aan onze zorgen toevertrouwde. We mogen zeggen dat het een liefdedienst is waar we nooit verdriet van krijgen, Psalm 119:7:
’k Heb and’ren al de rechten van Uw mond
Met lust verteld, hen vlijtig onderwezen.
Uit al de schat van ’t grote wereldrond
Is nooit de vreugd in mijn gemoed gerezen,
Die ’k steeds in Uw getuigenissen vond,
Door mij betracht, en and’ren aangeprezen.
Het maakt ons uiterst nauwkeurig om met zielen om te gaan. We beseffen dat de woorden die we wel zeggen -of die we niet zeggen!- Gods grootse werk kunnen tegenstaan of bevorderen. Ze kunnen in generaties doorwerken ten goede of ten kwade. Het juiste woord op de juiste manier en tijd gesproken is een machtig instrument van de Heilige Geest om dieper dan het diepste bewustzijn het zaad der wedergeboorte te laten ontkiemen of het dieper te laten wortelen. Elke ontmoeting en zeker elke pastorale ontmoeting heeft eeuwigheidswaarde!”
Tot zover het onderwijzende, ontdekkende, verootmoedigende, aanvurende schrijven, waarvoor ik hem bij dezen nog eens hartelijk dank!
Als predikant heb ik het hard nodig steeds weer te worden onderwezen, te worden vernederd en te worden aangevuurd, zodat onder beding van Gods zegen mijn hart weer in liefde brandt.
Garderen, ds. W. Pieters