Jubileren
Het zou misschien niet zo moeten zijn, maar ik zie er nogal tegen op om mijn 25-jarig ambtsjubileum te vieren. Ik kan me goed voorstellen dat er ambtsbroeders zijn die het liever maar stil voorbij laten gaan. Anderzijds is wel waar dat we de goedertierenheden des Heeren moeten gedenken en Hem zouden moeten erkennen voor Zijn trouwe zorg. Maar er staan zo veel dwaasheid en ontrouw aan onze zijde tegenover!
Een lesje hierover kreeg ik toen ik vijf jaar predikant was. Ik dacht in mijn dwaasheid dat dit toch eigenlijk ook wel wat aandacht verdiende in de preek en ik had er daarom een mooie tekst voor opgezocht. Ik weet niet eens meer welke tekst het was, maar wel dat ik de zaterdagavond ervoor er niet meer in kon komen en heel de preek als het ware in gruzelementen viel.
Ik kon er geen boodschap meer in vinden en ben gaan zoeken naar een andere tekst; de tijd drong, maar ik kon in heel de Bijbel geen tekst voor de preek meer vinden. Het werd bedtijd en ik zei tegen mijn vrouw: „Bel ouderling Van Bochove maar op dat het morgen leesdienst is. Ik heb geen preek!”
Ik zat met Ezechiël 3:17 voor me, waar ds. Van Haaren me mee bevestigd heeft: „Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.” Maar even verderop staat: „En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis” (Ezechiël 3:26).
Dat eerste zou nu gaan gebeuren, maar het kwam niet naar me toe vanwege de weerspannigheid van de gemeente, maar vanwege mijn eigen weerspannigheid. Ik bladerde verder en kwam bij Ezechiël 34. Daar wordt geschreven over het wee over de kwade herders van het huis Israëls.
Daar vreesde ik bij te horen! Overal was ik tekortgeschoten. Er ging een grote streep door heel mijn ambtelijke dienst en er bleef alleen maar schuld over. Wat valt er dan te jubileren? Verslagen zat ik over mijn Bijbel gebogen en, o wonder! Door mijn tranen heen mocht ik lezen: „En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn” (Ezechiël 34:23).
Daar kwam geloof in mee. Ik mocht die enige Herder zien. Ja, nog meer: ik mocht geloven dat ik door genade een schaapje van Zijn kudde geworden was en Hij dus mijn Herder was. Toen werd ik gebracht bij Zijn werk, waarmee Hij doorging en voor mij werd het veel groter om een schaap dan om een herder te zijn!
Toen kreeg ik in de nacht nog een preek. De tekst was uit Johannes 10:11: „Ik ben de goede Herder; de goede herder stelt zijn leven voor de schapen.” Over de énige goede Herder heb ik de volgende dag gesproken. Niet ik, o nee! Maar Hij! Als Hij blijft zorgen raak je over Hem nooit uitgepreekt. En Hij zal blijven zorgen, daarop mag ik vertrouwen en daarom is de roem voor Hem alleen.
Wat is de Heere goed voor je als Hij je tegenkomt en je niet door laat gaan in je dwaasheid en eerroverij! Wat hebben we als onderherders Hem en Zijn werk toch onmisbaar nodig. Meer van Hem te ervaren zal stof geven om meer van Hem te spreken. Als er iets te jubileren, te bejubelen valt, is het zeker over Zijn werk.
Goes, ds. C. J. Meeuse
Reacties (3)
ooma bezorger | woensdag 22 augustus 2007 - 16:07 | ![]() |
aantal posts:26 | bijzonder mooi stukje! God zorgt voor zijn volk en dat is in dit stukje weer onzettend duidelijk te zien. |
Jenita10 redacteur | zaterdag 25 augustus 2007 - 12:08 | ![]() |
aantal posts:471 | mooi stukje! | |
everyoneweb.com/christelijkforum |
syl bezorger | maandag 27 augustus 2007 - 18:39 | ![]() |
aantal posts:12 | idderdaad, een mooi stukje! |