Examen Latijn
Hij zegt het eerlijk: „Sommige antwoorden wist ik zelf niet.” Toch is dr. C. A. de Niet, docent klassieke talen op het Van Lodensteincollege in Amersfoort, tevreden over het vwo-examen Latijn van donderdagochtend. „’k Ben wel blij met het correctiemodel.”
Zes kandidaten Latijn heeft hij dit jaar: vijf meisjes en een jongen. De Niet geniet van zijn vak én van zijn leerlingen. „Latijn scherpt je geest. Je kunt er niet veel geld mee verdienen, je wordt er wel rijk van. En bij zo’n kleine groep ontstaat er een veelkoppige eenheid.”
De examenmakers kozen niet de mooiste teksten van Virgilius, vinden de leerlingen. De Niet deelt hun kritiek. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel: „Bij mooie teksten spannen de leerlingen zich extra in om een sublieme vertaling te maken, en dan gaat het meestal mis.”
Elk examen Latijn bestaat uit twee onderdelen: teksten met vragen en een tekst om te vertalen. De Niet krijgt er altijd „een speciaal gevoel” bij. „Grote mannen als Augustinus, Luther en Erasmus lazen dezelfde teksten als wij nu. Van Augustinus is bekend dat hij zat te wenen toen hij ”Aeneis” van Virgilius las.”
Gaat het bij Engels, Frans en Duits voor een belangrijk deel om spreekvaardigheid, Latijn richt zich helemaal op leesvaardigheid. De Niet: „Niemand spreekt de taal, tenzij je bij het Vaticaan werkt. Bij Latijn draait alles om de vraag: Wát staat er? En: Waarom zó? Je moet steeds tussen de regels door lezen.”
De kandidaten hebben alle teksten in het examen, met uitzondering van de vertaalopdracht, eerder onder ogen gehad. Over de resultaten maakt De Niet zich geen zorgen. „De leerlingen halen al jaren gemiddeld een zeven.” Met een kwinkslag: „Dat is inderdaad fors, maar ik schaam me er niet voor.”
Soms vroeg de Lodensteindocent zich af: Wat bedoelen de examenmakers? „Neem vraag 7: „Vergilius verbindt het mythologische verleden met het historische heden van zijn eigen tijd. Legt dit uit.” Wat een woordenbrij. Zouden de examenmakers het zelf snappen?”
Zie ook:
Dossier Examens 2007