Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Paasbest

Wij kennen de uitdrukking ”Op zijn paasbest gekleed zijn”. Pasen was vanouds en is ook tegenwoordig nog wel een gelegenheid om nieuwe kleren te kopen, tenminste, wanneer nodig en mogelijk. Op paaszondag deed je die voor het eerst aan wanneer je naar de kerk ging en zo zag je er op je paasbest uit.

Waarom deed men dat? Omdat het in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling nogal eens de gewoonte was om met Pasen belijdenis van het geloof te doen en te worden gedoopt. Gewoonlijk waren de doopkandidaten symbolisch in het wit gekleed. Daarmee beleden ze niet hoe rein ze wel waren in hun eertijds, hun zondige verleden in heidendom of jodendom, maar hoe rein ze na de doop zouden zijn, na immers te zijn gewassen in het bloed van het Paaslam. De witte, nieuwe, schone kleding was een uiting van het geloof dat het bloed van Jezus Christus, in de doop afgebeeld, reinigt van alle heidenzonden en van alle kerkzonden.

Het overkomt symbolen nogal eens dat ze een eigen leven gaan leiden. Dat het uiterlijke teken dus niet meer samenvalt met de innerlijke zaak. Dan is nieuwe kleding, op zijn paasbest, nog wel een verre herinnering aan de kracht van Jezus’ bloed, maar niemand denkt er meer aan.

Maandagmorgen preekte ik over Romeinen 6, waarin nog een ander aspect van dat paasbest zijn aan de orde is: in nieuwheid van het leven wandelen.

In de voorbereiding merkte ik aan den lijve dat ik daar niets van terechtbreng. En dan toch erover preken? Ja. Ik zal wel moeten…

Op de preekstoel zeg ik nogal eens dingen waar mijn ongelovige hart niets van gelooft, of waar mijn onheilige gemoed niets van begeert, of waar ik in mijn ongekruisigde bestaan niets van terechtbreng.

Gemeenteleden veronderstellen nogal eens het tegendeel: al wat de dominee aan evangeliebeloften en -rijkdommen uitstalt, juist de laatste weken en dagen bij het gedenken van de kruisgang van onze Heere Jezus Christus en Zijn overwinning daarna, dat gelooft hij natuurlijk (of beter: door genade) zelf van harte. En al wat hij op de kansel naar voren brengt over de vreugdevolle omgang met God in afhankelijkheid en ootmoed, dat is vast zijn lust en zijn leven. En al wat hij vurig en ernstig ons voorhoudt aan aansporingen om goed en heilig te leven, wel, die levenswandel is ongetwijfeld zijn dagelijkse praktijk.

Zo zou het moeten zijn. En zo is het ook, máár…

Maar in de loop van de jaren heb ik het atheïsme vanbinnen en van nature wel leren kennen: ik geloof vanuit mijzelf niet één heilsfeit, niet één belofte. Ik zal er verder niet over uitweiden, maar tot bemoediging van mensen die er bij tijd en wijle ook last van hebben, schrijf ik: God is de Bron, niet alleen van liefde, maar ook en niet minder van geloof en heilig leven!

Zo is het mij deze week tot mijn schande en Gods roem (waarin mijn verwondering ligt) ook vergaan met Romeinen 6. Paulus richt daar zijn aansporingen om goed en rein te leven niet aan het adres van mij als adamskind. Maar hij toont aan dat zo’n teer, godzalig en rein leven vrucht is van de opgestane Levensvorst - ook bij dominees.

Vanuit Hem komt er toch iets (ondanks mij) van dat echt paasbeste leven: elke dag in het witte doopkleed... En zo zegt de apostel in vers 11 dat ik mijzelf moet en dus mag beschouwen als dood voor de zonde -of ik het zie, voel en tast, maakt niet uit- het is tóch echt waar.

Garderen, ds. W. Pieters

Er zijn nog geen reacties geplaatst.