Directeur van je grote broer
David Blonk (19): Het is een sport de laagst mogelijke prijs te krijgen
David Blonk is negentien jaar en directeur. Zijn twee oudere broers zijn met hem aandeelhouder van de levensmiddelenzaak. Bij een derde broer koopt hij kaas in. Achter de kassa staat zijn zusje appels en peren af te wegen. Terwijl een ander zusje de administratie bijhoudt. Welkom in de Marktwinkel in Zevenhuizen.
Tringg. Voor de vierde keer gaat de telefoon van David tijdens het gesprek in de kantine boven de winkel. „Sorry hoor, ik neem ’m even op.” In de hoorn praat hij verder. „Marktwinkel, met David. Aardappels? Ja, is goed. ’k Zal zo even kijken. Daag.”
Deze week is het de Week van de Jonge Ondernemer. Een prima gelegenheid om bij David om een hoekje te kijken. De jonge ondernemer runt sinds augustus een winkel met verkoopwaar als groenten, fruit, aardappels, waspoeder, kaas, vlees, bloemen, planten, snoep. Lachend: „Ja, ’t is hier net supermarktje. We proberen ook van alles uit. Wat hadden we laatst ook alweer ingekocht? Oh, ja, gedroogde vijgen. Die kopen we dan natuurlijk niet met enorme hoeveelheden in. Eerst maar eens kijken of het aanslaat.”
Een eigen winkel? Daar kon David vorig jaar alleen nog maar van dromen. Hij was tot augustus 2006 nog bezig met de slagersvakschool, toen de winkel die hij nu runt te koop werd aangeboden. Met zijn twee oudere broers ging hij om tafel. Zij hebben beiden een veehandelsbedrijf, maar een winkel trok hen ook.
De drie broers stapten naar de bank en kregen het financieel rond om met z’n drieën een bedrijf te starten. Over de vraag wie directeur zou worden, hoefde het drietal niet lang na te denken: David zou de scepter over het bedrijf gaan zwaaien. „Alleen had ik dit pand nooit op kunnen kopen. Daarbij houden m’n broers hun eigen bedrijf. Zij werken hier vrijdagavond en zaterdag.”
Kwartje
David verhuurde de woning die bij het winkelpand hoorde al snel. Zelf ging hij aan de slag in de winkel. Dagelijks is hij er vanaf ’s morgens halfzeven te vinden. Vooral schappen vullen staat dan op de planning. „Daar ben je zo heel de ochtend mee bezig. Werkelijk alles -groente, fruit, brood, aardappels- moet vanuit de opslagplaats achter de winkel worden bijgevuld.”
Waar al de producten vandaan komen? David lepelt zo een lijstje leveranciers op. „Van boeren, de veiling in Aalsmeer, groothandelaren, de kaaszaak van m’n broer.” Maandag en donderdag reserveert hij voor het onderhandelen en inkopen. „Het is echt een sport om de laagst mogelijke prijs te krijgen. Zo had ik deze week iemand aan de lijn. We zaten nog op een kwartje verschil per krat sinaasappels. „Laat je het om een kwartje lopen?” vroeg de man. „Laat jíj het op een kwartje lopen?” was mijn reactie. „Daar krijg je spijt van.” Ik legde de telefoon neer zonder dat ik iets ingekocht had, maar ik wist dat-ie zou terugbellen. En ja hoor, tien minuten later kreeg ik een belletje; hij ging toch akkoord. Zulke momenten zijn prachtig.”
Een andere keer lopen de zaken minder goed. Zo proefde David bij een handelaar een sinaasappel die hem goed beviel. Doe maar een pallet, was zijn order. Achteraf bleken de meeste sinaasappels enorm droog te zijn. „Wat ik dan doe? Balen en de pallet weggooien. Ik kan de klant alleen maar kwaliteit voorschotelen.”
Het bijhouden van de administratie vond David in de beginperiode een crime. „Er zat totaal geen structuur in. De helft van de bonnetjes van bedrijven die hun producten bij ons leverden, was zoek. Dat is natuurlijk niet zo handig als je wilt controleren of je aankoop klopt. Maar nu hebben we een goed systeem. We registeren wat we inkopen en bij wie. M’n zusje houdt dat prima bij.”
Aanspreekpunt
David geeft leiding aan zo’n drie vaste medewerkers en vier parttimers. Twee van hen zijn ouder dan hij. Geen probleem, vindt David. „Ik heb een poosje in een slagerij gewerkt. Daar gaf ik leiding aan een team waar veertigers in zaten. Ik ben het dus wel gewend. En ja, ik ben niet de baas of zo. Ik ben aanspreekpunt en ik geef gewoon leiding.”
Over klanten heeft David niet te klagen. Zou het door de grote uithangborden komen, met teksten als: „scharreleieren 30 stuks, 2,50 euro” of „boerenkaas, kilo 3,50 euro”? „Onze winkel ligt precies naast de snelweg. Da’s ook handig. Gisteren kwam een man langs die in Den Helder woont en in Den Haag werkt. Hij kocht 25 zakken van elk 25 kilo aardappels. Dat tikte lekker aan.”
„Hé, meneer, ik heb vijf zakken potgrond nodig. Doe er maar een kilo boerenkaas bij.” David hoeft zijn hoofd maar even in de winkel te laten zien of een klant weet hem te vinden. „Dat is het leuke: gewoon hard werken en de klant iets goeds bieden.”