COLUMN OFER: Bereikbaarheidssyndroom
Het is misschien helemaal niet goed om het hier te melden. Want voor je het weet krijg je het stempel ”neuroot” opgedrukt. Ik heb het dan over het feit dat ik een beetje onrustig word als ik de deur ben uitgegaan zonder m’n mobiele telefoon. Ik moet terug en snel ook.
Pas als ik de mobiele telefoon weer in m’n jaszak voel, ben ik rustig. Nu ben ik in ieder geval bereikbaar als er wat is.
Pas las ik ergens dat veel predikanten last hebben van het bereikbaarheidssyndroom. Ik vrees dat zij niet de enigen zijn. Want het algemene gevoelen in onze maatschappij is toch dat je niet echt meetelt als je gemakkelijk onbereikbaar kunt zijn. Mensen die zomaar vier weken naar het buitenland gaan zonder mobiele telefoon of laptop zijn of onbenullen, of geweldige organisatoren. Een tussenweg is er eigenlijk niet.
Bereikbaarheid zegt namelijk iets over je belangrijkheid. Over het feit of je wel of niet gemist kunt worden. Tenminste, dat maken al die mensen die een inniger band hebben met hun mobiele telefoon dan met hun huwelijkspartner zichzelf graag wijs.
De echte bereikbaarheidsjunks gaan ook liever niet de deur uit zonder een blackberry, pda of laptop, waarmee ze altijd en overal hun e-mail kunnen checken. Want stel je eens voor dat je een belangrijk mailtje mist. Steeds vaker komt het voor dat mailverstuurders die na een kwartiertje geen antwoord hebben ontvangen, achter hun mail aanbellen, zoals dat heet. „O, je hebt hem wel binnengekregen? Ik kreeg namelijk geen reactie, dus ik dacht…”
De komst van de mobiele telefoon was voor veel mensen die echt bereikbaar moeten zijn, bijvoorbeeld artsen, een zegen. Ze hoeven tijdens hun dienst niet meer bij de telefoon te blijven.
Zoals alles heeft ook de zegen van de bereikbaarheid z’n schaduwkant. Alleen al het feit dat je de innerlijke drang voelt om altijd en overal te kunnen communiceren, kan een enorme bron van onrust zijn. Of je nu gaat trekken door de Sahara, snorkelen in Australië of luieren op het meest afgelegen strand van Bonaire; KPN en Vodafone weten je overal te vinden. En dus kun je nooit meer zeggen dat je niet wist dat dit of dat speelde. Want dan had je je telefoon maar mee moeten nemen.
Bewondering heb ik voor die mensen die besluiten om gedurende een langere periode hun mailbox niet te openen. Die zonder gewetenswroeging wekenlang alle telefoontjes door laten schakelen naar hun voicemail. Daar is moed voor nodig.
Zelf houd ik het allemaal echter liever een beetje bij. Op vakantie even snel in de internetcorner van het hotel de mail nakijken. Dan is de klap als je thuiskomt niet zo groot, maak ik mezelf wijs. Of is het neurotisch gedrag? Angst om iets te missen? Onvermogen om het werk los te kunnen laten?
Op één plaats heb ik, als bereikbaarheidsjunk, nog rust. En dat is in het vliegtuig. Meerdere keren tijdens een vlucht grijp ik naar m’n mobiel omdat ik denk dat m’n telefoon rinkelt. En steeds voel ik een ongelooflijke rust over me neerdalen als ik het dode schermpje voor me zie. Uit.
Dat mobiel bellen in het vliegtuig nog maar lang verboden mag blijven.
Reacties (6)
Akire bezorger | dinsdag 27 maart 2007 - 09:36 | ![]() |
aantal posts:36 | Nog zo'n plaats zonder mobieltje: De kerk... Héérlijk! |