COLUMN OFER: Benedictus
Ze druppelen een voor een binnen. Zestien monniken, in leeftijd variërend van 33 tot 87 jaar, bevolken deze abdij in het Noord-Hollandse Egmond. Ze komen samen in de kloosterkapel voor de vijfde dienst van deze dag. ’s Ochtends om kwart voor zes is de eerste dienst; ’s avonds om halfnegen de laatste. Er wordt gezongen, uit de Bijbel gelezen, gebeden en gezwegen. Alles stipt op tijd.
Benedictijner monniken zijn het. Dat betekent dat ze leven volgens de regel die de monnik Benedictus schreef in de vijfde eeuw. Zijn boek van 73 hoofdstukken is juist nu, in de 21e eeuw, populairder dan ooit. Vooral buiten de kerken en de kloosters. Moderne managers hebben Benedictus helemaal ontdekt.
Volgens duurbetaalde coaches zou de kern van de regel van Benedictus zijn dat je datgene wat je doet met aandacht moet doen. Tenminste, zo luidt de 21e-eeuwse interpretatie van het boek dat zo’n 1500 jaar geleden geschreven werd. Het gaat volgens deze moderne uitleg niet zozeer om het gebed, om de Bijbel, of om de relatie met God, maar om de levenshouding.
Natuurlijk zou over deze exegese nog wel wat te zeggen zijn. Aan de monniken, die hier in hun zwarte pijen binnenlopen, is deze hele discussie echter overduidelijk niet besteed. Zij komen zes keer per dag samen in deze kapel omdat Benedictus het ooit zo voorgeschreven heeft. Zomer of winter, vrieskou of stomende hitte; op het gezette uur klingelt de klok en staan ze allemaal op om een psalm aan te heffen. Met heldere of gebarsten stem. Zuiver, of er net tegenaan.
Tussen de onderdelen zijn er ruime pauzes. Schreeuwende stiltes. Loodzwaar voor mensen die gewend zijn om altijd iets te horen of te zeggen. Hier hoor je alleen het ruisen van je eigen bloed. Je hoeft geen gestreste manager te zijn om het daar warm van te krijgen. Want wat moet je met dat niets? Tijd is er toch om gevuld te worden? Stiltes zijn er om zo snel mogelijk te breken. Met gepraat, gebabbel, geklets. Met een telefoontje of muziek. Niets doen, kijken, denken; hoe houden deze mannen dat vol? Niet msn’en of sms’en. Niet mailen, typen, rekenen. Enkel zwijgen. Zes keer op een dag en tussendoor ook nog. Want bij het eten wordt er ook niet gepraat. Dan leest een monnik voor uit een stichtelijk boek. De rest lepelt en luistert.
De stilte duurt en duurt. Hoelang al? Hoelang nog? Zonnestralen toveren figuurtjes op de uitgesleten zwarte plavuizen. Geluid, eindelijk. Buiten rukt een windvlaag aan de boomtoppen. Een vogel, geschrokken op zijn wiebelende tak, begint te fluiten. Zo’n beest weet natuurlijk niks van de regel van Benedictus.
Na de dienst ben ik toch wel nieuwsgierig geworden naar de drijfveer van deze zestien mannen. Waarom doen ze dit? En waarom doen ze dit zo?
Ik aarzel wat, terwijl de ene na de andere monnik door een zijdeur de kapel verlaat. Een oudere man treuzelt bij een van de banken. Ik loop naar hem toe, wil een praatje beginnen. Maar zo werkt dat niet. Hij kijkt me aan, schudt zijn hoofd en zegt afgemeten: „Ik moet eten.” En weg is hij.
Verbaasd kijk ik om me heen. Dan doven de lampen en sta ik moederziel alleen in een schemerduistere kerk.
Uitzonderingen bevestigen de regel van Benedictus blijkbaar niet.
OFER
Er zijn nog geen reacties geplaatst.