Gerald Harbers - 13 feb 2007 10:23 - Gewijzigd: 13 feb 2007 10:23

„Uren gezellig liggen kletsen”

Samen wilgen knotten bij hun opa, samen strafwerk maken en opkomen voor elkaar. De neven Mark van Opijnen (11) en Rens van den Born (12) zijn dikke vrienden.

Start: Mark: „We trekken al met elkaar op zo lang ik me kan herinneren. Vroeger zagen we elkaar elke zaterdag en sinds groep 2 zitten we in dezelfde klas. Vanaf toen waren we vrienden.”

Activiteiten: Mark: „We doen heel veel samen. Elke schoolpauze lopen we bij elkaar en vaak spelen we ’s middags bij een van beiden.” Rens: „Bij Mark thuis spelen we vaak met lego. Bij ons gaan we naar buiten.” Mark: „En we gaan af en toe logeren bij onze opa. Dan gaat Rens’ tweelingzus Annemarie ook mee. Met z’n drieën helpen we opa. Hoe? We knotten wilgen en helpen in de tuin. ’s Ochtends vroeg trekken we de polder in, gewoon om te kijken wat er allemaal te beleven valt.”

Hoogtepunt: Mark: „Enkele jaren geleden zijn we samen op vakantie geweest. Rens’ ouders gingen met mijn ouders. We trokken de hele dag met elkaar op, dat was ontzettend leuk.”

Rens: „De logeerpartij afgelopen zomer bij onze opa en oma. We sliepen bij elkaar op een kamer, we hebben uren gezellig liggen kletsen.”

Dieptepunt: Mark: „Lastige vraag, een enkele keer hebben we ruzie. Maar dat is binnen een halve dag weer over.”
Rens: „Pff. Ik weet echt niets.”

Positieve karaktereigenschap van de ander: Mark: „Rens staat altijd voor me klaar en helpt me zodra het nodig is. Zelfs wanneer ik strafwerk heb, als het mag van de meester. En als het niet mag? Dan helpt hij stiekem.”
Rens: „Als ik ruzie heb, helpt Mark me direct. Ik kan vaak lachen met Mark, omdat hij dan zo grappig is.”

Negatieve karaktereigenschap van de ander: Mark: „Rens luistert soms niet. Af en toe moet ik m’n verhaal opnieuw doen, omdat hij het niet gehoord heeft. En als ik het dan voor de tweede keer vertel, luistert hij nog niet. Maar dat geeft niet hoor.”
Rens: „Af en toe is Mark chagrijnig, ik heb geen idee hoe het komt. Vaak gaat het vanzelf weer over.”

Samen doen: Mark: „Ik zou nog wel eens samen op vakantie willen.”
Rens: „Ik zou wel met Mark willen motorcrossen. Daar zijn we allebei dol op.”

Niet samen doen: Mark: „Een werkstuk maken. De een doet dan meer dan de ander.”
Rens: „Een spreekbeurt, die doe ik liever in m’n eentje.”

Lees meer in het dossier Vriendschap.