Ff serieus: Standen in het genadeleven
Bestaan er standen in de genade, op basis van de Bijbel, maar ook op basis van de geschriften uit de Reformatie?
Daar staat Johannes aan de oever van de Jordaan. Ernstig klinkt de prediking van de wet. Dat is nodig. Alleen in de weg van doorleefde kennis van zonde en schuld wordt Christus noodzakelijk en krijgt Hij waarde. Dat weet Johannes.
Wat gaat er ondertussen in Johannes zelf om? Als ongeboren baby was hij, in de moederschoot van Elizabeth, opgesprongen van blijdschap. Toen al bleek dat Johannes verlangde naar de komst van de Middelaar. Dat was een vrucht van genade!
Nu staat de boetgezant te preken aan de Jordaan. We horen hem iets wonderlijks zeggen. „En ik kende Hem niet” (Joh. 1:31). En nog een keer: „En ik kende Hem niet” (Joh. 1:33). Johannes verlangde naar de Middelaar en toch zegt hij: „En ik kende Hem niet.” Kan dat dan? Verlangen naar de Middelaar en toch deze Zaligmaker in Zijn Persoon niet kennen? De Schrift zegt het (vergelijk Joh 9:36). Er zijn immers standen in het genadeleven.
Velen komen tot Johannes met de vraag om gedoopt te worden. Dan komt er nog Iemand. Opnieuw klinkt de vraag om de doop (Matth. 3:13). Dan opent de Heilige Geest de zielsogen van Johannes. Dat is de Middelaar! Dat is de Zoon van God! „En ik heb gezien” (Joh. 1:34). Een onvergetelijk ogenblik! Een zalig zien. Het behaagt Gode Zijn Zoon in Johannes te openbaren (zie ook Gal. 1:16a, 2 Kor. 4:6). En Johannes mag Hem zien, door het geloof.
Verstaat de doper nu alles van het werk van de Zaligmaker? Nee. De Heere Jezus wil immers gedoopt worden, als teken dat Hij zal lijden en sterven (Rom. 6:3). Johannes verstaat het niet. Moet de Zaligmaker als een zondaar onder water gaan, als een teken dat Hij de dood verdient? Dat nooit! Dan krijgt Johannes opnieuw onderwijs van de Heere. Johannes, dit is de weg van gehoorzaamheid aan Mijn Vader, de weg om aan Gods recht genoegdoening te geven (Matth. 3:15). Dan doopt Johannes de Zaligmaker. En zo gaat hij Hem aanwijzen als het Lam Gods, het Lam dat eenmaal sterven zal (Joh. 1:29). Weet Johannes nu alles? Is hij nu een groot christen? Nee. Hoor maar: „Hij moet wassen, maar ik minder worden” (Joh. 3:30).
Bestaan er in de Bijbel standen in de genade? Mag ik je iets meegeven? Maak er maar geen discussiestuk van. Overdenk de geschiedenis van Johannes nog eens en smeek de Heere of Hij je persoonlijk wil onderwijzen in de leidingen die Hij met Zijn volk houdt.
Ds. J. M. D. de Heer, Middelburg