Vloeken op papier
Misbruik van Gods Naam is in de Nederlandse samenleving geen zeldzaamheid. In de Nederlandse literatuur evenmin. Hoe ga je daar als christelijke lezer mee om? Als je op pagina 15 van je roman een vloek tegenkomt, sla je het boek dan dicht? Maakt het verschil met welk doel je leest? Met die vragen worstelt docent E. Kooijmans evenzeer als zijn leerlingen Erik Willemsen (6-vwo) en Paulien Elshout (4-havo).Voor misbruik en gebruik van Gods Naam in moderne literatuur vraagt de Bond tegen het vloeken deze dagen aandacht met een geactualiseerde herdruk van het boekje dat Hans Werkman vijftien jaar geleden samenstelde. "En alles vloekte, maar hij vloekte niet" heet het nu. Het ligt op tafel tijdens het gesprek op het reformatorische Van Lodensteincollege in Amersfoort, waarin de afwegingen van de christelijke lezer uitvoerig aan de orde komen.
Kooijmans: "Wij zijn gewend een antithetische houding in te nemen: er staat in de Tien Geboden dat je Gods Naam niet ijdel mag gebruiken. Dat is voor ons uiteraard afdoende, maar Werkman geeft in zijn boekje tal van andere gezichtspunten, invalshoeken, argumenten. Heel verfrissend."
Erik: "Ik vind het een goed boekje, maar als nadeel zie ik dat sommige nogal vergaande vormen van godslastering gewoon letterlijk worden geciteerd."
Paulien: "Het is wel schokkend, maar het is ook een eye-opener: zulke dingen gebeuren echt, je schrikt ervan dat een mens zoiets kan opschrijven."
Erik: "Werkman vraagt zich af waarom moderne auteurs een vloek niet kunnen omschrijven. Omschrijven is even functioneel, daar bereik je hetzelfde resultaat mee. Maar hij doet het dus zelf niet, als hij uit de moderne literatuur allerlei vloeken en grove passages citeert. Dat zou je inconsequent kunnen vinden."
Machteloos
Is er verschil tussen een vloek lezen en een vloek op straat horen?
Paulien: "Als je een vloek leest, ben je eerder geneigd te reageren dan wanneer je iemand persoonlijk moet aanspreken. Omdat je dan gelijk een reactie terugkrijgt en misschien wel met een mond vol tanden komt te staan."
Erik: "Wanneer je een vloek hoort, kun je er meteen wat van zeggen. Maar als je het leest... ik denk dat de meeste mensen zich niet de moeite getroosten om een brief aan de auteur of uitgever te schrijven."
Kooijmans: "Het geeft je -dat is mijn persoonlijke ervaring- een machteloos gevoel wanneer je vloeken in een boek leest. Je ergert je en je kunt alleen het boek terzijde leggen."
Doet u dat ook?
"Zeker als het om boeken gaat die ik ter ontspanning lees. Tijdens mijn opleiding tot docent Nederlands heb ik veel moeten lezen, ook moderne literatuur. Dat doe je tot nut van je eigen gezindte, van de reformatorische school, om vanuit je eigen leeservaring wat te kunnen overdragen. Maar ter ontspanning ga ik geen boeken lezen waarin gevloekt wordt. Daar maak ik een strikte scheiding tussen. De jongens hier op school lezen veel boeken van Alistair MacLean. Puur voor de ontspanning. Maar al zijn sommige van zijn boeken heel aardig en fatsoenlijk, in andere staan veel vloeken. Als ik zoiets op mijn vakantieadres in mijn luie stoel tegenkom, sla ik het boek wel dicht."
Paulien: "Maar ik heb bijvoorbeeld thuis het boek "Het wereldje van Beer Ligthart". Dat vind ik echt heel goed, het beschrijft hoe een blinde jongen de dingen ervaart, en ook hoe zijn omgeving daarmee omgaat. Maar er staan dus wel een paar vloeken in. Toch heb ik het niet opzij gelegd, omdat ik het uitgangspunt heel goed vind. Je wordt er echt een stukje wijzer van."
Erik: "Als de strekking goed is, accepteer je de vloeken dus ook min of meer."
Paulien: "Dat bóék accepteer ik, die vloeken absoluut niet!"
Erik: "Dan maak je dus een afweging tussen het goede en het kwade in een boek, en als het goede overheerst wil je het kwade wel voor lief nemen. Maar het goede in een boek vergoelijkt het kwade niet. Ik denk daar een beetje radicaal over. Als jij op bladzij 15 een vloek tegenkomt, weet je de moraal van het boek nog niet."
Paulien: "Daarom vind ik het voorbarig om meteen het boek dicht te slaan."
Erik: "Dus ga je verder lezen met de kans dat het boek een goede strekking heeft. En als dat niet zo is, zeg je: Jammer dat ik die vloeken gelezen heb, maar het heeft me helaas niks opgebracht."
Kooijmans: "Je moet de reden waarom je iets leest erbij betrekken. Lees je iets binnen het kader van de door God gegeven cultuuropdracht, voor je studie, voor het nut van de medemens, of lees je puur om je te ontspannen? In het laatste geval vraag ik me af: kún je je als christen wel ontspannen door iets te lezen wat tegen Gods Woord indruist?"
Functioneel vloeken
Paulien: "Er zijn ook boeken van schrijvers binnen onze kring, die zogenaamd verantwoord zijn. Daarin volgt dan bijvoorbeeld een plotselinge bekering op een ernstig ongeluk. Er staat geen vloek in, maar word je daar nou wat wijzer van? Ik denk van niet, eerlijk gezegd! Dan vind ik een goed boek met één vloek erin beter dan zo'n verhaal."
Ook in christelijke boeken kan gevloekt worden?
Kooijmans: "Gods Naam ijdel gebruiken betekent: leeg gebruiken, zonder de juiste vulling. Dat kun je zelfs in de meest vrome boekjes tegenkomen. Je kunt de geloofspraktijk zodanig voorstellen dat ze niet overeenkomt met Gods Woord en de belijdenisgeschriften. Er zijn veel stichtelijke verhalen die die toets niet kunnen doorstaan. Ook dan heb je te maken met misbruik van Gods Naam."
Kan een schrijver 'functioneel vloeken'? Omdat het bij een bepaald personage in een bepaalde situatie nu eenmaal niet anders kan?
Paulien: "Absoluut niet mee eens."
Erik: "Wie de wet overtreedt, wordt door God schuldig gesteld. Dan zou dus het romanpersonage schuldig gesteld worden en de schrijver niet. Dat vind ik absurd."
Paulien: "Het is de fantasie van de schrijver die dat personage produceert, die hem ook laat vloeken."
Kooijmans: "Er is een stroming in de literatuur die vindt dat de auteur onafhankelijk is van zijn personages. Hij zou zich laten beïnvloeden en leiden door de wereld die hij zelf verzonnen heeft. Maar de schrijver blijft voor mij eindverantwoordelijk."
Gewenning
Raak je als lezer gewend aan vloeken?
Paulien: "Als het maar één of twee keer gebeurt lees je er sneller overheen dan wanneer je het op iedere bladzij tegenkomt."
Erik: "Vroeger wist ik, van horen zeggen, dat er boeken bestaan waarin gevloekt wordt. Maar als je er zelf voor het eerst mee geconfronteerd wordt -in mijn geval via "Wie God verlaat heeft niets te vrezen" van Maarten 't Hart- is dat een grote schok. Later voel je het misschien minder, je kunt niet ontkennen dat er een soort gewenning optreedt. Je gaat er niet anders over denken, je accepteert of tolereert het niet, maar het schokeffect verdwijnt."
Wordt daar in de les ook over gepraat?
Kooijmans: "In de examenklassen van havo en vwo moeten de leerlingen een spreekbeurt houden over moderne literatuur. We hebben een beperkte literatuurlijst, maar bij die spreekbeurt mag er vrij onbeperkt worden gekozen. Alle schrijvers komen aan de orde: Mulisch, Reve, Wolkers, noem ze maar op. Het is de taak van de school om hierin opiniërend bezig te zijn en dus ook, noodzakelijkerwijs, een of twee keer te confronteren. Met mate dus."
Erik: "Ik vind het erg goed, dat het op deze manier wordt aangepakt. Je wordt gedwongen tot een ethische beoordeling, je leert nadenken, je een mening vormen over literatuur. Zelf heb ik tijdens mijn spreekbeurt over "De jakobsladder" van Maarten 't Hart tegen de klas gezegd: Je kunt dat boek beter niet lezen als je niet stevig in je schoenen staat. Maarten 't Hart heeft ontzettend veel overtuigingskracht. Ik las ergens in een interview dat hij met de grootste overtuigingskracht de grootste onzin kan beweren. Ik denk dat dat een groot gevaar is. Eigenlijk is vloeken in verhouding een niet zo heel gevaarlijk aspect van de moderne literatuur, omdat het heel duidelijk herkenbaar is. Veel gevaarlijker is het moderne levensgevoel dat helemaal in een verhaal verpakt kan zitten. Dat is moeilijker als iets verkeerds te herkennen en te benoemen. Literatuur representeert het gedachtegoed van de tijd. Onherroepelijk kom je daarmee in aanraking. Juist daarom waardeer ik het erg dat er op school aandacht aan wordt besteed."
Kooijmans: "Vorming... Je kunt het aanbieden, maar hoe wordt het verwerkt, hoe krijgt het een plaats in de persoonlijkheid? Dat onttrekt zich aan onze invloed. We hebben hier een gesprek gevoerd met rationele argumenten, maar die horen thuis in een kader. Alleen de vreze des Heeren bewaart je voor de zonde, ook voor het accepteren van de zonde, wat de gewenning aan vloeken in feite toch is. Je kunt het je leerlingen voorhouden, maar uiteindelijk moet het ervaren worden, moet het levenspraktijk worden. Dat kun je elkaar toewensen."
Mede n.a.v. "En alles vloekte, maar hij vloekte niet. Misbruik en gebruik van Gods naam in moderne literatuur", door Hans Werkman; uitg. Bond tegen het vloeken i.s.m. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 2001; ISBN 90 5881 033 X; 48 blz.
Er zijn nog geen reacties geplaatst.