Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Geen griffels voor christenschrijvers

Buitenstaanders beschouwen christelijke kinderboeken per definitie als tuttig

De Griffel der Griffels voor het allerbeste kinderboek van de afgelopen halve eeuw ging gisteren naar Tonke Dragt. Niet zonder lovende woorden voor de andere genomineerden trouwens: Els Pelgrom, Paul Biegel, Thea Beckman en Guus Kuijer. Stuk voor stuk grote namen in de wereld van de kinderliteratuur. Maar hoe komt het dat op dat lijstje van kanshebbers geen enkele christenschrijver stond, sterker, dat in alle vijftig jaar van het bestaan van de Gouden en Zilveren Griffel slechts één boek van een christenschrijver zo'n prijs in de wacht wist te slepen?

Natuurlijk, prijzen zijn als het erop aankomt helemaal niet belangrijk. Wat zegt het of een boek bekroond is of niet? Kwaliteit heeft lang niet altijd met menselijke eer en roem te maken. Maar toch blijft het merkwaardig dat tussen die meer dan 300 Gouden en Zilveren Griffelwinnaars alleen de protestantse Vlaamse schrijfster Sylvia VandenHeede met "Opgestaan is plaats vergaan" een plekje wist te verwerven. 

Een probleem is dat niet, tenslotte kent de christelijke boekenmarkt zijn eigen prijzen, boekhandels, uitgeverijen en lezers, lezers die nauwelijks waarde hechten aan een eventuele griffeltoekenning. Maar waarom die twee circuits -het christelijke en het seculiere- zo gescheiden zijn, dat blijft een vraag die telkens opnieuw bovenkomt. Zijn de christenschrijvers en -lezers volstrekt in zichzelf gekeerd geraakt, of kan de buitenwereld de ideeën van een gelovige gewoon niet meer begrijpen? Ligt het aan onszelf of ligt het aan de anderen? 

Griffeljury
Laat ik beginnen met de schuld bij de ander te zoeken. De griffelwereld is een besloten wereld, een wereld waarin uitgeverij Querido altijd favoriet is, waarin elitaire kunstwerkjes de ranglijst aanvoeren en altijd dezelfde letterkundigen met elkaar de prijzen verdelen. Het hoeft dus niet te verbazen dat de griffeltoekenners nauwelijks buiten de Amsterdamse grachten en het aldaar heersende wereldbeeld lijken te zien. Ze letten op de toonaangevende auteurs en ze halen hun materiaal bij de toonaangevende uitgeverijen. Ieder jaar werken ze plichtsgetrouw de stapels van Leopold, Querido, Van Goor en Lemniscaat door, met hun rug naar de wereld van het christelijke kinderboek. 

Hoe zo'n griffeljury leest? Wie de juryrapporten van de laatste jaren bekijkt, ziet gauw genoeg wat belangrijk geacht wordt: spanning, geestigheid, verrassend taalgebruik, meerduidigheid, betrokkenheid, humor. "De verrassendste, de mooiste van inhoud en taal, de boeken die het meest boeiden door het (...) "ongewone van het gewone" kregen een Griffel", meldde de jury drie jaar geleden. 
Daartegenover staan dan de "dertien-in-een-dozijnverhalen vol clichés en slecht lopende zinnen", die voor de jury het summum van slechtheid vormen. 

Elitair, zo mag de griffeljury best genoemd worden. Dat is ook de kritiek die hij soms krijgt: kinderen vinden heel andere dingen mooi dan de originele, verrassende, taboedoorbrekende werkjes vol taalcreativiteit en meerduidigheid die volwassen deskundigen zo op prijs stellen. Kinderen houden van spannend en voorspelbaar - en in dat licht bezien schrijven de auteurs van de Harry Potter- en de Kameleon-serie veel betere boeken dan welke griffelwinnaar ook. Maar zelfs vanuit kinderen geredeneerd maken christenauteurs nauwelijks kans: hoe gretig J. F. van der Poel en Sjanie van Duinen in eigen kring ook gelezen worden, daarbuiten heeft niemand ooit van hun namen gehoord. Vergeleken met Carry Slee blijven ze nergens. 

Opvoederig
Hoe komt dat nu? Laat de kwaliteit van christelijke kinderboeken te wensen over, stoten sfeer en strekking van de verhalen de lezer uit seculiere kring af? Of zorgt het gesloten circuit van christelijke uitgevers, boekhandelaren en critici ervoor dat deze boeken de rest van de wereld gewoon niet bereiken? Ongetwijfeld vormen al die zaken een deel van de verklaring. Dus wordt het tijd de hand in eigen boezem te steken. 

De eerste vraag is: Wíllen we eigenlijk wel in gesprek zijn met de buitenwereld? Ik kan me goed voorstellen dat menige christenschrijver en -lezer vooral de risico's van dat gesprek ziet. Om de ander te bereiken moet je immers zijn taal spreken en zijn leefwereld beschrijven - en die taal en leefwereld staan maar al te dikwijls haaks op het christelijke gedachtegoed. Vloeken en schuttingwoorden, seksscènes, heksen en tovenaars, moord en doodslag, geweld en wreedheid - dat hoort allemaal bij de eigentijdse wereld en het komt dus ook allemaal langs in eigentijdse kinderboeken. Een christenschrijver kan daar niet aan meedoen, hij kan dergelijke zaken nooit realistisch, van binnenuit beschrijven. De wereld van de gelovige is altijd een andere dan die van de ongelovige. 

Maar dat betekent nog niet dat de kloof tussen beide werelden onoverbrugbaar is, dat er geen enkele communicatie mogelijk is. Er zijn genoeg onderwerpen waarover wél een gesprek gevoerd kan worden. Het lijkt me juist een opdracht om over de grenzen van je eigen kring heen te kunnen reiken, en je niet te verschuilen achter de gedachte dat de 'wereld' je toch niet begrijpt. Het feit dat er een kloof bestaat, mag nooit een makkelijk excuus zijn voor een gebrek aan kwaliteit. 

Kinderboekenprijs
Nu is het allerminst nodig om de christelijke boekenbazen af te schilderen als een stelletje cultuurbarbaren die alleen maar zo snel en goedkoop mogelijk stapels kinderboekjes willen produceren. De laatste jaren is er juist wel degelijk sprake van een positieve ontwikkeling. De uitgevers steken meer tijd en geld dan vroeger in schrijversbegeleiding, in illustraties en vormgeving. De schrijvers zelf zijn zich steeds meer bewust van de ambachtelijke kant van hun vak. En de instelling van de christelijke kinderboekenprijs Het Hoogste Woord heeft zeer stimulerend gewerkt. Wie de winnaars bekijkt -Raymond van den Berg, Lenze Bouwers, Erik de Gruijter, Guurtje Leguijt, Marianne Witvliet, Ben Slingenberg, Janne IJmker- ziet namen waarmee de christelijke boekenwereld voor de dag kan komen. 

Humor, originaliteit, creativiteit en het vermogen tot ontroeren zijn de elementen die de jury van Het Hoogste Woord steeds opnieuw hoog waardeert - wat dat betreft is er weinig verschil met een griffeljury. Maar daarnaast hebben de christelijke kinderboekdeskundigen nog een extra aandachtspunt, waarop ze in hun jongste juryrapport nadrukkelijk ingaan: de verwerking van het christelijk element in het verhaal. "Hoewel de jury al meermalen heeft gesteld de over-expliciete manier niet de sterkste te vinden, vaak heeft die iets plichtmatigs, moet wel erkend worden dat een volkomen impliciete ook zo zijn bezwaren geeft. Je kunt als christen van de eenentwintigste eeuw ook zo bang zijn om over geloof, hoop en liefde in clichés te schrijven dat de neiging ontstaat om dan maar niets meer te zeggen. En dat kan de bedoeling niet zijn!" 

Kneuterig
Maar hoe hoopgevend bepaalde ontwikkelingen ook zijn, dat betekent nog niet dat we er nu zijn. Wie de hele stapel christelijke lectuur van het afgelopen jaar doorneemt, ontdekt talrijke voorbeelden van de oude kwalen. Even heel zwart-wit gesteld: de verhalen doen kneuterig aan. Ze zijn al te netjes en braaf en opvoederig. Ze durven niet eerlijk te zijn, omdat ze veel te graag stichtelijk willen zijn. Ze zijn slecht geïllustreerd of slecht geschreven of allebei. Het ontbreekt ze aan vakmanschap en aan fantasie. Ze zijn niet spannend genoeg, óf ze zijn juist alleen maar spannend, zonder innerlijke diepgang. Ze spelen in een veel te klein, knus-christelijk wereldje dat bij buitenstaanders eerder vervreemding dan herkenning oproept. Ze vertonen een groot gebrek aan inlevingsvermogen. Kortom, ze weten de emoties van de lezer niet te raken. 

Dat klinkt hard, maar er zit -denk ik- toch een kern van waarheid in. Natuurlijk, in eigen kring hebben de meeste christelijke kinderboeken wel degelijk een functie. Ze worden gekocht en gelezen, en wie weet wat voor goede invloed daarvan uitgaat. Maar de vraag blijft waarom de niet-christelijke lezer geneigd is af te haken, en ik vermoed dat dat alles met de kwaliteit van de verhalen te maken heeft. Hoe lager het niveau, hoe minder een gesprek over de grenzen heen mogelijk is. 

Toegegeven, we hoeven niet te denken dat het probleem zich slechts tot de christelijke boekhandel beperkt. Op de seculiere markt is het niet anders. Naast kwalitatief hoogwaardige kinderboeken verschijnen ook daar talloze boekjes die het papier waarop ze gedrukt zijn niet waard zijn. Maar jammer blijft het dat ook zo veel christelijke kinderboeken beneden de maat blijven - de niet-christelijke lezer zal dan toch geneigd zijn om het gebrek aan kwaliteit direct in verband te brengen met de 'ouderwetse' boodschap van het verhaal. 
Daarmee bederven de slecht vertelde verhalen het voor de rest, en denkt de gemiddelde Nederlander al gauw dat een christelijk kinderboek per definitie tuttig is. En zodra die gedachte heeft postgevat werkt het label van bepaalde christelijke uitgeverijen in seculiere ogen meteen als negatieve reclame. In de praktijk proberen die uitgeverijen vaak niet eens meer de algemene boekhandel te bereiken - en daardoor wordt de kloof tussen beide circuits alleen maar groter. 

Persoonlijkheid
Dat laatste valt niet van het ene moment op het andere te veranderen. Het enige wat we kunnen doen is constant aan de kwaliteit van het christelijke kinderboek blijven werken. Niet omdat wij christenen anders een imagoprobleem hebben, maar omdat de verhaalwereld die een christelijke schrijver kan oproepen de moeite waard is, omdat de waarden die in zo'n verhaal verborgen zijn -hoe impliciet ook- niet nalaten de moraal en emoties van de jeugdige lezer te vormen. 

In die zin hebben verhalen veel invloed op hun publiek, meer dan menig stichtelijk traktaat. Maar die invloed hebben ze alleen als ze op de juiste manier verteld worden. Hoe goed de bedoelingen van menige christelijke schrijver ook zijn, hoe hoog zijn pedagogische idealen en zijn streven om kinderen het goede voorbeeld te tonen, zijn verhaal zal slechts het bedoelde effect hebben als het écht spannend is en écht vanuit het kind is gedacht. Alleen als je als lezer volledig gegrepen bent door het verhaal en je kunt identificeren met de hoofdpersoon, dringt de boodschap van de schrijver binnen in je hoofd en hart. In die zin hebben christelijke auteurs de plicht om kwaliteit te leveren. En het opmerkelijke is dan dat dat ook werkt, dat IJmker seculiere kenners weet te verrassen, dat Wiersema vrijwel overal te koop is en dat Slingenberg wel degelijk in de Volkskrant besproken wordt. 

Hoe het christelijke kinderboek verder aan kwaliteit kan winnen? De sleutel ligt in de persoonlijkheid van de auteur. Ik ken een schrijver die bewust besloten heeft om een aantal jaren níét te schrijven, omdat hij zichzelf niet rijp genoeg vond voor een volgend boek: hij moest eerst verder groeien als persoon. Dat laatste, daar gaat het om. Met schrijfcursussen en ambachtelijkheid alleen redden we het niet. Naast beheersing gaat het om passie, naast vakmanschap om visie. Maar het is vooral de kracht van de verbeelding die van een mens een échte schrijver maakt. 

Er zijn nog geen reacties geplaatst.