Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Vragen leren

Nu de catechisaties weer begonnen zijn, spannen we ons weer in om jullie, jongelui, wat bij te brengen van de geloofsleer. Als je daarbij vragen moet leren, dan geeft dat wel eens conflicten, vooral als ze ook serieus overhoord worden. Misschien hoor jij bij degenen die dat overbodig vinden. Luisteren of zelfs discussiëren wil je wel, maar weet je ook waarover je praat?

Ik ga hier niet alle argumenten op een rij zetten waarom het goed is om je vragen te leren. Wel wil ik drie voorvallen vertellen waarbij dit leren aan de orde kwam.

Nog nooit had ik ze zo jong aan de deur gehad: twee meisjes van een jaar of zestien, die als Jehova’s getuigen me wilden vertellen wat er in de kerk allemaal verkeerd was.

Ik deed wat een predikant eigenlijk nooit mag doen: ik liet hen niet uitpraten. Dit keer heb ik er geen spijt van gehad. Ze hadden hun lesje in de ”Koninkrijkszaal” goed geleerd, en dan weet je van tevoren wat ze gaan vertellen. Ze begonnen over het boek Openbaring, waar in de kerk niet over gepreekt zou worden.

Ik viel hen in de rede en zei dat ik er kort daarvoor verschillende keren uit gepreekt had. Verder sneed ik hun de pas af en was ze voor, door te zeggen: „En jullie geloven zeker niet dat er een hel is? Jullie leider, Rutherford, zegt dat hij het vuur heeft uitgetrapt?”

Ja, dat leerden ze, en ook dat de Heere Jezus een schepsel zou zijn en dat we niet mogen spreken over een Drie-enig God. Ik somde bij voorbaat maar een aantal zaken op die ze als stokpaardjes leerden berijden, en zei dat we hun verhaal wel kenden.

Toen zei opeens een van die meisjes: „Maar meneer, weet u wel dat we iedere week vier uur in de Bijbel studeren?” Daar ontroerde ik van en ik zei: „Wij zouden wel willen dat we dat van al onze catechisanten konden zeggen! Daar hoef je niet mee te stoppen, maar doe het biddend om licht en leiding van God en niet onder de leiding van mensen die de Bijbel verdraaien in jullie Koninkrijkszaal.”

Ze zijn weggegaan en ik heb in Rotterdam-Zuid nooit meer Jehova’s getuigen aan de deur gehad. Ze hebben me op de zwarte lijst geplaatst, omdat die lieve meisjes van de wijs gebracht waren.

Een ander voorval betreft een bezoek aan een synagoge in Antwerpen. Voor het evangelisatiewerk onder de Joden was ik een dag op stap met evangelist Joh. Witte. In de bibliotheek van een synagoge zat een tiental jongelui ijverig te studeren in de rabbinale geschriften. Ik vroeg de rabbijn of ze ook voor rabbijn studeerden en hoe lang hun studie duurde. „Vier jaar”, zei hij. „Zijn ze daarna rabbijn?” wilde ik weten. „Nee, dan gaan ze de commerce (de handel) in”, antwoordde hij.

Vier jaar geestelijke dienstplicht als een soort belijdeniscatechisatie. Nee, zo lang en zo veel leren we onze belijdeniscatechisanten toch niet.

Het derde voorval heeft betrekking op een blinde vrouw. Ze vroeg me de catechisanten toch vooral hun teksten te laten leren. „Ik kan niet meer lezen en braille ken ik niet. De Heere gebruikt bij mij nog wel eens de teksten die ik vroeger op catechisatie leerde”, zei ze, en dat met het vermaan: „Wilt u daarom de catechisanten hun teksten laten leren? Ze kunnen er later nog veel aan hebben.”

Van dat laatste mag ik gelukkig ook iets weten. De Heere komt er wel eens op terug, zodat in vervulling gaat: „Na dezen zult gij het verstaan.”

Er zijn nog geen reacties geplaatst.