Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Al onze kinderen

In een enkele week tijd hoorde ik eens drie verschillende mensen spreken over „al mijn kinderen.” Kinderen zijn een rijk en teer bezit. Niet iedereen krijgt ze en laten we het verdriet niet onderschatten van hen die de kinderzegen missen!

Eigenlijk zijn ze geen bezit. We mogen er een poosje voor zorgen; we zijn slechts rentmeester over hen. Eens moeten alle ouders verantwoording afleggen van wat ze met hun kinderen hebben gedaan, hoe ze hen hebben opgevoed, wat ze hun hebben aangeleerd als idealen en wat ze hebben verboden.

Een vraag tussendoor voor onze jongeren: hebben jullie zo wel eens naar jullie ouders gekeken?

Er zijn niet weinig ouders die afgoderij met hun kinderen plegen. Ja, wie is er niet toe geneigd? Dan hebben we te hooggespannen verwachtingen van hen of keuren we hun willen en wensen te gemakkelijk goed en leggen we er Gods wil niet naast. En hoe dikwijls zijn we meer bekommerd over hun lichamelijk welzijn en tijdelijke voorspoed dan over hun geestelijk welzijn! Het is een wonder als het anders is en als de nood van hun ziel ons drukt.

Toen ds. Lamain de laatste keer voor zijn sterven in ons land preekte, in zijn vroegere gemeente aan het Mijnsherenplein, verbleef hij even in onze pastorie in Rotterdam-Zuid. Juist die dag hoorde hij dat een dochter van hem in Amerika een ongeluk overkwam, waarop hij zei: „Dan voel je weer eens dat je kinderen hebt!”

Hij bedoelde: wat drukt hun zielennood je veel te weinig! Je wordt daarbij bepaald als een kind van je een ongeluk overkomt, of wanneer het ernstig ziek is en voor het ergste gevreesd moet worden.

Dat laatste hebben we in ons gezin ook enkele malen meegemaakt. Dan denk je niet meer aan talenten of studieresultaten.

Op een indrukwekkende manier werd ik daar ook aan herinnerd toen ik drie keer in korte tijd iemand over „al mijn kinderen” hoorde spreken. De eerste keer was het iemand die, naar ik meen, zes kinderen had. Hij zei van hen: „Al mijn kinderen hebben een universitaire studie gevolgd en ze hebben allemaal een titel.” Je hoort zoiets met verwondering en ziet het als een zegen.

Diezelfde week sprak ik een andere persoon die zei: „Al mijn kinderen hebben een gelukkig huwelijk en hun echtgenoten hebben allemaal een eigen bedrijf dat bijzonder goed loopt.” Ook daarvoor past verwondering en dankbaarheid.

Maar in diezelfde tijd kwam ik bij mijn zus die, nog jong, al op haar sterfbed lag. Ze had vijf kinderen en ze kon ze toen nog niet los laten. Als ik haar sprak, begon ze altijd over drie dingen. De drie eerste beden van het volmaakte gebed: haar liefde tot Gods eer, het verlangen naar Zijn Koninkrijk en het geschieden van Zijn wil. Het tweede verwoordde ze naar aanleiding van Jesaja 54:13 met: „Dat toch al mijn kinderen van de Heere geleerd mochten zijn!”

Wat overtreft deze derde wens de vergankelijke zegeningen waarop we zo gemakkelijk onze zinnen zetten. Natuurlijk is het een zegen als onze kinderen gaven krijgen of zegeningen ervaren. Maar is de allerbelangrijkste gave niet of ze de Heere mogen vrezen? En dan beperken we ons toch in ons gebed niet tot een van onze kinderen? Hoe groot het ook is als er één behouden wordt, is het niet vreselijk als de anderen verloren zouden gaan?

Beseffen we wel waarover het gaat? Wij mogen ons allemaal wel afvragen of het verlangen van mijn overleden zus ook bij ons overheerst.

Goes, ds. C. J. Meeuse

Reacties (1)

x11
bezorger
Quote bericht
aantal posts:19

*mij* moeten we dan negatieve stukjes plaatsen?? Het is tog gewoon een hartstikke goed stukje?!