„Ik moest en zou weer lopen”
Jeroen (20) kampt met hersenletsel na verkeersongeluk
Dagenlang balanceerde hij op het randje van de dood. Wekenlang week zijn familie niet van zijn ziekenhuisbed. Vurig biddend om een Godswonder. Toen sloeg Jeroen, slachtoffer van een verkeersongeval, zijn ogen op. „Eerst was ik opstandig. Nu kan ik alleen maar zeggen dat God een God van wonderen is.”
Makkelijk is het gesprek voor hem niet. Jeroen heeft er moeite mee de ingrijpende gebeurtenis die in zijn leven plaatsvond, op te halen. Toch heeft hij de moed om erover te praten. „Misschien raakt mijn verhaal andere jongeren.”
De datum staat in zijn geheugen gegrift: 12 oktober 2004. Jeroen de Bree (20) komt terug van catechisatie in de Gereformeerde Bondsgemeente in zijn woonplaats Hilversum. Onderweg naar voetbaltraining gebeurt het. Jeroen nadert een fietsersstoplicht dat op rood staat. Hij kijkt om zich heen en ziet dat het stoplicht voor auto’s oranje kleurt. Snel steekt hij over. Op dat moment komt een auto met 60 kilometer per uur de hoek om rijden. De botsing is frontaal. Jeroen vliegt meters door de lucht en klapt met zijn hoofd recht op de stoeprand. Doodse stilte volgt. Jeroen is bewusteloos.
De Hilversummer wordt met spoed naar het UMC in Utrecht gebracht. Daar blijkt dat hij een deuk in zijn schedel heeft. Ondertussen stijgen zijn bloeddruk, hartslag en hersendruk. Zijn ouders krijgen de boodschap dat Jeroen die nacht naar alle waarschijnlijkheid zal overlijden.
Zandbed
„Wonder boven wonder” blijft Jeroen, die in coma ligt, leven. Maar terwijl de hersendruk in zijn hoofd zakt, neemt het vochtgehalte in zijn longen toe. De kans dat Jeroens longen dichtklappen, is groot. „Ik weeg normaal 80 kilo. Door het teveel aan vocht haalde ik opeens de 123 kilo.” Het levensgevaar wijkt niet, terwijl de spanning enkel toeneemt.
Jeroens moeder: „Ik durfde geen hoop te koesteren dat Jeroen het zou overleven. Ook niet dat hij zou herstellen. Ik kon alleen nog bidden: O Heere, ontferm U over ons.”
Drie dagen lang ligt Jeroen op zijn buik in een zandbed om het vele vocht af te drijven. Jeroen, wijzend naar zijn neus: „Mijn kapotte neus heb ik daaraan te danken.”
Dan volgt de kentering. De toestand van Jeroen verbetert. Langzaam ontwaakt hij uit zijn coma. „In zeven dagen tijd verloor ik zo veel vocht dat ik nog maar 64 kilo woog. De doktoren stonden voor een raadsel. Ze noemden mij een wonderkind.”
Het hersenletsel dat Jeroen heeft opgelopen is dan nog goed merkbaar. „Ik wilde m’n voet optillen, maar het lukte niet. M’n been deed het ook niet. Er is iets gebeurd, dacht ik toen.” Ook zijn praten is soms onsamenhangend. Als zijn moeder voor een halfuur zijn ziekenhuiskamer verlaat om te eten, zegt Jeroen: Ik ga ook eten. Bij de regenboog hebben ze heerlijk fruit.”
Andere momenten is Jeroen juist erg helder. „Mijn moeder zei dat ze een pyjama voor me moest kopen. Dan moet je mijn pasje meenemen om te betalen, zei ik. Mijn pincode noemde ik zo op.” En klopte het? Jeroens moeder: „Toen ik bij de HEMA de pincode intoetste, volgde het scherm: U heeft betaald. Ik barstte spontaan in huilen uit.”
Voetballen
Na ruim zes weken intensive care, mag Jeroen naar de afdeling medium care. Daar leert hij met hulp van een therapeut lopen. „Dat was erg moeilijk. Mijn ouders waren blij dat ik weer wat kon. Ik dacht: Het zal wel.”
Twee weken later gaat Jeroen naar revalidatiecentrum de Trappenberg in Huizen. Daar verblijft hij twee maanden. „Eerst dacht ik dat ik nooit meer zou kunnen lopen. Bij het revalidatiecentrum beweerden ze dat dat er misschien nog wél in zat. Toen ik dat hoorde, heb ik alles op alles gezet. Ik moest en zou weer lopen.”
En het lukte. Voor het oog zijn de gevolgen van het ongeluk niet meer zichtbaar. „Ik heb dingen moeten inleveren. Ik mag bijvoorbeeld niet meer voetballen. Ook ben ik snel moe en m’n conditie is minder. Maar het had zo anders kunnen zijn. Dat stemt me dankbaar. Eerst was ik opstandig, dacht ik: waarom ik? Nu ben ik dankbaar voor datgene wat ik terug heb gekregen. Ik heb zelfs m’n werk als timmerman weer opgepakt. God is een God van wonderen.”
Als de fotograaf binnenkomt, loopt Jeroen naar een schilderij in de woonkamer. Daar moet de foto worden gemaakt. Op de plaat reikt de ene Hand naar een andere hand. „Het is God Die Zijn hand uitstrekt naar de mens. Zo hebben wij dat ervaren.”
Een niet aangeboren hersenaandoening (NAH) kan je leven op z’n kop zetten. Revalidatiecentra in Nederland proberen zo goed mogelijk de gevolgen van een NAH te behandelen. Zo zijn centra in Rotterdam en Den Haag bezig hun behandelingen voor jonge
ren te verbeteren, zo meldden ze vorige week.
Dit is het eerste deel van een tweeluik over jongeren die revalideren. Volgende week deel 2.
Reacties (3)
joentje bezorger | donderdag 28 september 2006 - 16:53 | |
aantal posts:1 | hey lieve mensen ik wil jullie bedanken voor jullie lieve teksten m.v.g jeroen de bree |