Yord herfst logo
Home      Zoeken      

    Column: Hoogmoed

    Ze zitten met z地 tweetjes met hun snoet in de nazomerzon. Heerlijk vinden ze het. Even een middagdutje doen, op de brede schoorsteen met de kopjes net onder de rand van de grote schoorsteenkap uit. De pootjes stevig tussen de voegen van de witte stenen geklemd.

    Stil is het. Heel stil. Ginds fluit een vogel. Soms keft er een hond. En bij tijden ruisen de boomtakken in de adem van de wind.

    Ze schrikt wakker uit haar dommel als een bromfiets langsknettert. Zo地 opgeschoten jong dat geen manieren heeft en iedereen de schrik op het lijf jaagt met z地 ratelmachine. Ze kijkt met een half oog opzij en ziet dat haar echtgenoot naar dromenland is vertrokken. De ogen dicht, de bek halfopen. Je zou een kanon bij hem kunnen afschieten, dan wordt hij nog niet wakker, denkt ze vertederd.

    Echt warm is het niet meer niet in deze tijd van het jaar. Maar zeker niet te koud. Soms glijdt er een wolk voor de zon en is het zelfs een beetje frisjes. Tijd voor de open haard.

    Ze luistert. Ja, dat is de buurvrouw van tegenover. Onmiskenbaar. Die koert altijd een beetje opzichtig. Helemaal vrij van koketterie is het niet, dat gekoer. Nee, het bevalt haar niet. Van die opzichtige omhaaltjes; daarmee probeert ze de mannetjesduiven in de buurt het hoofd op hol te brengen. En dat lukt nog ook, als je de roddels tenminste mag geloven. Pas was buurvrouw op een dakrand een paar straten verderop gesignaleerd. Met een vreemde mannetjesduif naast zich. En ze hadden zitten tortelen, die twee. Schande was het.

    Haar man is wakker geworden en begint ook te koeren. Ze schrikt ervan en voelt een jaloerse kriebel in haar lijfje opkomen. Als dat maar niet door dat jengelende beest van hier tegenover komt. Hoor hem eens z地 best doen. Hij moest zich schamen.

    Ze besluit tot de aanval over te gaan. Ze zet een keel op die haar echtgenoot verrast doet zwijgen. De kriebel in haar lijf verdwijnt en ze voelt een warme tevredenheid opborrelen. Ze kan het nog, ze kan het nog. Geen duif in de verre omtrek die het waagt z地 snavel open te trekken als zij een staaltje van haar vocale kunnen weg geeft. Ze werpt de kop in de nek, sluit haar oogjes en zingt de roetvlokken van de schoorsteenkap. Zonder muziek, natuurlijk. Ze doet altijd alles uit haar hoofd.

    Niets hoor je meer. De overbuurvrouw zwijgt en ook andere vogels houden zich koest. Hier kun je niet tegenop, dit moet je gelaten over je heen laten komen. En dat voelt ze, dat weet ze.

    Ze doet in pure overmoed een stapje naar voren en grijpt nog een paar hoge noten uit een moeilijk stuk dat ze ooit, lang geleden, heeft ingestudeerd.

    Dan, net terwijl ze haar borst nog eens flink uitzet voor het slotakkoord, krast haar poot langs de stenenrand. Ze voelt hoe haar donzige lijf wankelt. Haar zang eindigt in een schrille schreeuw. En met dat ze de wankeling voelt, ziet ze het dak dichterbijkomen. Ze is aan het vallen, ze voelt het en ze kan er niets aan doen. Haar vleugels weigeren dienst, lijkt het. Haar echtgenoot kijkt met opengesperde ogen toe terwijl ze als een dwarrelende bol veren van de schoorsteen afvalt, over het dak roetsjt en op de stenen valt. Daar hervindt ze zichzelf en kijkt beschaamd omhoog. Hoogmoed komt voor de val.

    Precies wat ze vreesde, gebeurt. Even is het stil, dan neemt de overbuurvrouw het gezang over.

    OFER

    Er zijn nog geen reacties geplaatst.