Dag dominee
In de vakantietijd kom je overal bekenden tegen. Ver weg of dichtbij, waar je gaat of staat: telkens hoor je opeens de vriendelijke woorden: „Dag dominee!”
Het is al jaren geleden dat ik met mijn zoons op een late zomeravond voor het eerst van mijn leven ook eens een hengel(tje) zou uitwerpen. Het was aan de Westkapelse zeedijk.
Een van de jongens had een zeepier aan de haakjes gedaan en net toen ik, na het van hen afgekeken te hebben, wilde uitwerpen, klonk achter me een stem in het schemerdonker: „Dag dominee!”
Van schrik gooide ik de complete hengel in zee. Het schoolbestuurslid uit Rijssen dat me herkend had, troostte me en ging snel zijn eigen hengel halen. De mijne was inmiddels uit de zee opgevist.
Ongetwijfeld zullen sommige mensen me eraan willen herinneren dat ik visser der mensen moet zijn en ze hebben gelijk. Hoewel een onder ons bekend predikant in een soortgelijk geval antwoordde: „Deze bijten beter.”
Ik wilde echter niet over het vissen schrijven, maar over die onverwachte ontmoetingen.
Er zijn mensen die op hun reizen liever niet herkend worden. Vorsten en vorstinnen reizen wel incognito, maar zo voornaam zijn we niet en ik kan eerlijk zeggen dat ik nooit de behoefte heb gevoeld om me onherkenbaar te maken.
Ik vind het niet naar om waar dan ook bekenden te ontmoeten. Hoewel een ambtelijke aanspraak -„dag dominee”- je altijd herinnert aan de verplichtingen die het ambt met zich meebrengt. Maar die herinnering mag er zijn.
Het is me na die keer nog heel wat malen gebeurd dat ik, al of niet vergezeld van gezinsleden, een bekende ontmoette. Tot in het buitenland toe, zoals in Brugge in een park, op het vliegveld van Kiev, in Oxford op de trappen van het universiteitsgebouw, in Jeruzalem in de graftuin, in Thonon aan het Meer van Genčve, onlangs ook in Tsjechië en op nog andere plaatsen.
Je mag je dan altijd wel afvragen wat je daar als predikant te doen hebt, of je je voor overdaad wacht en deze wereld gebruikt als niet misbruikende; dus of je in Gods weg bent. Ben je dat, dan kan het ook lijden dat anderen je herkennen en aanspreken.
En is dit voor ons allemaal niet van belang? Kunnen we voor de Heere verantwoorden waar we verblijven, welke plaatsen we bezoeken en welke reizen we ondernemen? Al zouden we geen bekenden ontmoeten, Hij ziet ons overal en eens moeten we iedere stap van ons leven voor Hem verantwoorden.
Nee, het mag niet erg zijn als we ergens worden gesignaleerd, en zeker niet als je geroepen bent in het ambt te dienen. Als het goed is, wil je van die dienst geen vrijaf, geen dag en geen ogenblik. En dat geldt in zeker opzicht ook van iedereen die de Heere vreest. Dan begeer je niet een deel van je leven de Heere te dienen, maar al de dagen van je leven en ieder uur van de dag. Dan is Psalm 143:10 een lievelingsvers van je: „Leer mij, o God van zaligheden, mijn leven in Uw dienst besteden.”
Ze zeggen van predikanten dat ze in een glazen huis wonen en doelen er dan op dat de mensen alles van je zien en weten. Als het goed is, hebben we ook weinig te verbergen.
Wat zou het een zegen zijn als ons leven door genade voor anderen tot een voorbeeld mocht zijn en we niet in een wettische, maar wel in een wettige zin slechts Gods wil zouden zoeken. Waar we ook gaan of staan.
Apeldoorn, ds. C. J. Meeuse
Er zijn nog geen reacties geplaatst.