Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Een rijke zondaar

Ongetwijfeld hebben we allemaal wel eens horen spreken over een arme zondaar of een arm zondaarsleven. Hopelijk weten we ook wat ermee bedoeld wordt.

We moeten onze vermeende geestelijke rijkdom kwijtraken om genade echt te leren waarderen. Lees maar wat de Heere Jezus door Johannes schrijft aan de gemeente van Laodicea: „Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt” (Openbaring 3:17).

De Heere wil dat we onze armoede kennen en belijden. Het Koninkrijk Gods is alleen beloofd aan de armen van geest. En Paulus schrijft: „Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden” (2 Korinthe 8:9).

Op mijn laatste reis naar Oekraďne, waar we tweemaal per jaar een seminar verzorgen in de joods-christelijke gemeente van Zhitomir, ontmoette ik een man die de uitdrukking ”arme zondaar” niet begreep.

Ik ken deze man al lange tijd. Eigenlijk vanaf het begin van het werk daar. Hij is een jood en hielp mee met de bouw van het multifunctionele kerkgebouw, waaraan ook wij een bijdrage leverden.

Toch moest hij niets hebben van het werk waarom het eigenlijk gaat: de bekering van zondaren. Zijn vrouw en zijn dochter, die hij beiden liefheeft, heeft hij wel buiten zijn huis willen sluiten als ze de diensten bezocht hadden. Hij dreigde zelfs met echtscheiding. Dit alles alleen om het Evangelie, dat hij haatte.

Zijn dochter zei in die tijd eens tegen me: „Hij haat mij niet omdat ik zijn dochter ben, maar om Christus’ wil.”

Dat is wonderlijk veranderd. Hij heeft de dood van dichtbij gezien toen zijn moeder overleed. Ook andere middelen gebruikte de Heere om hem zijn nood te doen gevoelen.

Nu zit hij trouw bij de lessen en bij de kerkdiensten. Maar hij is nog ongedoopt. En, wat erger is, zonder Christus.

Iedere keer als we er zijn, spreek ik hem aan en vraag ik naar de toestand van zijn ziel. Hij vindt zichzelf te slecht en zondig voor de doop. Hij vreest niet welkom te zijn bij Christus. Ik heb hem er in het verleden op gewezen dat we niet naar een dokter gaan als we genezen zijn, maar juist als we ziek zijn.

Christus is de Medicijnmeester voor onze zondekwalen. Hij heeft volmacht om te genezen. Maar wat blijkt het dat je de schellen niet van iemands ogen kunt halen, om het met het beeld van Paulus te zeggen.

Tijdens mijn laatste bezoek vroeg ik hem of hij nog niet als een arme zondaar aan de voeten van de Zaligmaker terecht was gekomen. „Ik ben geen arme zondaar”, antwoordde hij, „maar een rijke zondaar.”

Toen ik hem vroeg wat hij bedoelde, antwoordde hij: „Ik heb niet weinig zonden, maar ik heb er heel veel.” Hij bedoelde dus te zeggen dat hij rijk was aan zonden.

Nog weet hij niet waar ermee te blijven. Hoezeer we hem de weg ook wijzen om zich „met zonden en ellenden tot Christus ter genezing te wenden.”

We moeten het steeds ervaren dat het om Gods werk gaat, waarvoor Hij Zijn Woord zal gebruiken. Wellicht als wij het niet verwachten. Wij moeten ertussenuit, opdat de hemelse Landman de eer zal krijgen van Zijn werk. Als ik de naam van deze joodse man uit het Russisch in het Nederlands vertaal, betekent die: ent. God is machtig hem in te enten. Laten we daarom bidden.

Apeldoorn, ds. C. J. Meeuse

Er zijn nog geen reacties geplaatst.