Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Niet: „…rook hem van verre”

Op een tweede pinksterdag op de jaarlijkse zendingsmiddag in Veen sprak eens ds. J. Catsburg. Hij vroeg tijdens die meditatie: „Preekt u ook wel eens mee? Soms sta ik wel met tien man tegelijk op de preekstoel.”

Wel een wat vreemde uitdrukking - waarom ik deze waarschijnlijk ook niet ben vergeten. Ds. Catsburg bedoelde dat Gods volk in innerlijke betrokkenheid al biddend en meedenkend ’meepreekt’. Ze helpen de prediker. Ze steunen hem.

Aan deze cryptische opmerking moest ik denken toen ik onlangs een gemeentelid aan de telefoon had. Dat gemeentelid is ook zo iemand die tijdens de preek nog wel eens meepreekte en meepreekt. Wat niet betekent dat hij (je mag in plaats van hij ook zij lezen) mij zegt wat ik moet preken.

Nooit ben ik op een zaterdagavond (zoals ik eens van een collega hoorde die dat wél wekelijks deed) met mijn preek voor de volgende rustdag bij hem of bij iemand anders geweest om deze te laten corrigeren of te laten completeren.

Het betreffende gemeentelid belde dan ook nadat de preken waren gehouden. En zo hoorde ik achteraf nogal eens wat hij tijdens de preek van de afgelopen zondag had zitten denken.

De opmerkingen waren niet van de aard van: „Ik heb gisteren in uw preken (…) gemist!” Corrigerend waren ze evenmin. Ik zou ze aanvullend willen noemen.

Zulke gemeenteleden heb ik in de loop van de jaren, door Gods goede hand over mij, meer gehad.

Ook zijn er mensen in de gemeente die meteen beginnen te zeggen wat ze hebben gemist of wat er volgens hen niet klopte. En dat mag.

In de gesprekken met dit lid kwamen juist meer dan eens heel opmerkenswaardige dingen aan de orde. En mij bleek daardoor menigmaal hoeveel rijker een Schriftgedeelte is dan ik verkondig. Hij dacht daaraan tijdens de preek, bij het ontvouwen van de tekstwoorden. Terwijl de man op de preekstoel er in ’t geheel niet aan dacht - hoe ijverig hij ook had gestudeerd en gemediteerd.

Meer dan eens heb ik tijdens zo’n achterafgesprek tegen hem gezegd: „Had ik er tijdens de preek maar aan gedacht, of had u het mij maar kunnen zeggen, want dit is het nu net. Zo kernachtig, zo krachtig!”

Maar ja, souffleren gaat niet in een kerkdienst. Meepreken mag wel. Toen ik hem onlangs sprak, ging het over de kwalijke tekortkomingen bij het ambtelijke werk. Daar weten alle door God geroepen ambtsdragers van. Alleen, hoe ga je daarmee om? Etaleren wij wat we allemaal voor slechte dingen hebben gedaan en hoe groot ons falen is?

In dat verband maakte hij de volgende krachtige opmerking: „De Heere Jezus zegt (Lukas 15) van de vader van de verloren zoon dat hij die zoon zag toen hij nog ver van hem vandaan was. Hij rook hem vast ook wel van ver, maar dat stáát er niet!

De Heere Jezus had dat erbij kunnen vertellen, maar dat doet Hij niet. God ’ruikt’ immers wel de kwalijke geur van onze zonde die van ons, zondaren, afkomt. Maar onze vriendelijke Zaligmaker vermeldt het niet. Alleen dat Hij hem zág, toen hij nog ver van hem vandaan was.

Zo moeten wij ook maar doen. Niet steeds benadrukken hoe erg die ’zwijnenlucht’ aan ons is. Hoe erg onze schulden en tekortkomingen en gebreken zijn.”

En zo merk je dat het bij het lezen van de Bijbel goed is om ook te lezen wat er niet staat. Om te meer opmerkzaam te worden op wat er wél staat.

Garderen, ds. W. Pieters

Er zijn nog geen reacties geplaatst.