Lessen trekken uit Vietnam
KAMPEN - Verlichtingsdenkers contra voorstanders van het christelijk onderwijs. De tegenstelling die de Nederlandse samenleving in de 19e eeuw diepgaand verdeelde, lijkt zelfs het vwo- en havo-examen geschiedenis niet ongemoeid te laten.
„Eenzijdig, heel eenzijdig”, oordelen de geschiedenisdocenten drs. A. H. ten Cate en dr. A. van der Elst van de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen. „Een patriot, iemand van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, de jongliberaal Van Houten, de socialistische cartoonist Albert Hahn, die komen allemaal wel aan bod”, somt Ten Cate op. „Nergens is echter iemand van de andere partij aan het woord, die duidelijk maakt waar onze voorouders voor streden.”
De onvolledigheid ontgaat ook de leerlingen niet: „Ik had een vraag over het kiesrecht verwacht. Die zat er helemaal niet in.” „Het keerpunt, 1848, had niet mogen ontbreken”, beaamt Van der Elst.
Dezelfde eenzijdigheid signaleren de beide docenten in het andere onderdeel, over een andere strijd: die in Vietnam. „Niets werd er gevraagd over de periode-Diem, niets over de vraag hoe de mensen in Noord- en Zuid-Vietnam de oorlog beleefden. De vragen gaan vooral over de politieke en militaire kant.”
De stelopdracht in het vwo-examen was geen weggevertje, vindt Ten Cate. „Een analyse van de Amerikaanse politiek rond Zuidoost-Azië onder de presidenten Eisenhower, Kennedy, Johnson en Nixon: ga er maar aan staan! De leerlingen moeten er een les uit trekken, maar dat doen de politici zelf al niet eens.”
Jacolien, Jenske, Geesje, Willemieke en Marleen vonden de start van het havo-examen geschiedenis pittig. „Pffoe, denk je dan. Maar daarna werd het steeds makkelijker.”
De vmbo’ers bogen zich over maatschappijleer. „Ging best”, zeggen Lydia, Ditty en Willie na afloop. „Vooral dat multicultigedoe was makkelijk.” Over één vraag struikelde een aantal leerlingen: het effect van Postbus 51-spotjes. „Dat weten veel van onze leerlingen niet zo goed thuis te brengen”, zegt leraar drs. J. Poot. „Maar het was maar een van de 44 vragen.”
Het examen was goed te maken en „dekte de stof goed af”, zegt de Pieter Zandtdocent. „Vorig jaar was het iets te simpel. Rustig lezen en grafieken goed bekijken is wel belangrijk. Vier grafieken vind ik nogal veel voor een vmbo-examen.”
Zowel het vmbo als het vwo ging gistermiddag exact. Natuur- en scheikunde voor die eerste groep was „pittiger dan ik dacht”, zegt Maurits na afloop. „Goed te doen”, menen de leraren G. van Dorp en ing. J. Dunsbergen. Niet over alle vragen zijn ze te spreken. „Die over een hond die door een lantaarnpaal geëlektrocuteerd wordt, is niet duidelijk. En dat geldt ook voor de opgave over het fluisterasfalt.” „Jammer”, wijst Dunsbergen in het opgavenboekje, „zo’n lap tekst over een robot waar je vervolgens niets mee doet. Daar verspil je tijd mee.” En verder bevatte het examen „weinig formules, veel inzicht.”
Veel inzicht en wel wat erg weinig kennisvragen, dat zegt drs. G. J. Bakker ook over het examen waarin zijn vwo’ers hun chemische kennis tentoon mochten spreiden. „Maar voor dat inzicht is natuurlijk wel een bepaalde basiskennis nodig.”
(r(Zowel scheikunde 1 als 1, 2 was volgens Bakker goed te doen. „Al vraag je bij de biochemische vragen in scheikunde 1 wel af hoe de niet-biologen die zullen maken. Vorig jaar ging dat niet best. ’k Had eigenlijk ook niet verwacht dat het er dit jaar weer in zou zitten.” Tjalling en Tunis zitten er niet over in. „Het ging wel lekker eigenlijk.”
De havisten bogen zich over het examen Nederlands. De meesten tonen zich na afloop tevreden. Waarom zij al klaar zijn, terwijl alle vwo’ers nog in de zaal zitten, weten ze ook: „Als wij klaar zijn, gaan we weg. Als zij klaar zijn, gaan ze alles nog eens na zitten kijken.”
Volgens docente M. Verboom was het examen Nederlands inderdaad goed te doen. „Bij die eerste tekst dacht ik zelfs: Het moet voor havoklanten niet verder versimpelen.” Beide teksten waren volgens de Kamper docente helder. „De ene gaf aan dat materiële welvaart niet het geluk bepaalt. De invulling die dan aan het immateriële wordt gegeven is nogal horizontaal, maar ik ben in dit examen geen elementen tegengekomen die principieel echt storend zijn. Het tweede thema is actueel: het toenemende gevoel van onveiligheid en het besef dat toch niet alles maakbaar en beheersbaar blijkt te zijn. De leerlingen herkennen dat uit de wereld om hen heen.”