„Belijdenis doen is niet het eindpunt”
Christina (18) en Albert (19) getuigen met jawoord voor de gemeente van hun geloof
Zenuwachtig zijn ze niet. Christina van den Heuvel (18) niet, Albert Verhoeff (19) evenmin. Ze zien er juist naar uit om in het midden van de Maranathagemeente van de christelijk gereformeerde kerk in Urk belijdenis te doen. „Het gaat er niet om dat je een groot geloof hebt, maar een waar geloof.”
Beide catechisanten zitten deze woensdagavond bij hun predikant, ds. R. Kok, in de huiskamer van de pastorie. Het catecheseseizoen zit erop. Albert en Christina hopen maandag, in de ochtenddienst, openbare belijdenis te doen. „Een wonder”, zegt ds. R. Kok. „Die dag mogen twintig jongeren openbaar hun geloof belijden.”
Voor het begin van het catechisatieseizoen twijfelden de twee of ze mee zouden doen aan de belijdeniscatechese. Christina: „Ik heb er veel met m’n ouders en vrienden over gepraat. Ik dacht: Is mijn geloof wel waar? Is het wel groot genoeg? Maar in vertrouwen op God heb ik de stap kunnen maken.”
Albert: „Ik vroeg me af waarvan ik belijdenis moest doen. Van de leer? Of van een persoonlijk geloof? Of van iets van het historisch geloof, waarbij ik de Bijbel voor waar houd, maar ervan uitga dat het niet voor mij is?”
De twee kozen ervoor om mee te doen aan de catechese. Christina: „Ik wilde mijn geloof in Jezus Christus als Zaligmaker belijden voor Hem en voor de gemeente.”
Albert: „Tijdens mijn studie groeide het verlangen om belijdenis te doen van mijn persoonlijk geloof.”
Ds. Kok: „Belijdenis doen is in geloof ja zeggen op wat de Heere belooft en eist in het Woord en in de doop.”
Vooraf hadden Christina en Albert een gesprek met hun predikant. Ds. Kok: „Dat heeft elke catechisant die belijdenis wil doen. Dan vraag ik naar de motieven om ja te zeggen in het midden van de gemeente. Hoe is je persoonlijke verhouding met de Heere? Hoe gaat een jongen of meisje praktisch met het Woord van God in z’n leven om? Houdt iemand er zich ook aan? Het gebeurt regelmatig dat ik adviseer om te wachten met het doen van belijdenis.”
Vluchten
De belijdeniscatechisatie had een ander karakter dan de catechese in de jaren daarvoor, zegt Albert. „Vorig jaar ging het minder over het persoonlijk geloof en de omgang met de Heere.”
Christina: „Alles staat in het teken van de belijdenis, daardoor is iedereen gemotiveerder.”
Ds. Kok herkent dat laatste: „Je komt makkelijker met de jongeren tot geestelijke gesprekken.”
In de loop van het seizoen kende het tweetal regelmatig momenten van twijfel. Christina: „Dan werd ik aangevallen door de duivel met de vraag of m’n geloof wel groot genoeg was. Maar het gaat er niet om dat je een groot geloof hebt, maar dat het een waar geloof is. Maar wanneer ik dan weer in de Bijbel las, kreeg ik steun.”
Ds. Kok: „We moeten daarom voortdurend het Woord onderzoeken en naar de Heere vluchten, Hij is het enige Fundament waar we op kunnen bouwen.”
Albert zegt dat hij regelmatig onzeker was over zijn geloofsleven. „Heb ik echt geloof? Of is alles gevoel? Ik kwam er niet uit. Vaak legde ik m’n vragen in het gebed voor de Heere neer, maar zodra ik m’n ogen opendeed, kwamen ze weer tevoorschijn. Ik had onderwijs nodig. Ten diepste was ik niet afhankelijk. Ik vertrouwde de Heere niet op Zijn Woord en ik geloofde niet dat de Heilige Geest in het hart van zondaren wil werken als zij de Bijbel lezen.”
Ds. Kok: „Het gaan naar de Heere is ook van zo groot belang. Hij kan wegen openen en sluiten. In de Bijbel staat: „Ja, allen die U verwachten, zullen niet beschaamd worden.”
Spiegel
Wie belijdenis doet, moet zichzelf een spiegel voorhouden, zegt Albert. „Je moet jezelf onderzoeken. Hoe sta ik tegenover de Heere? Hoe is mijn levenswandel. Dat moest daarvoor natuurlijk ook. Maar nu komt het dichterbij.”
Ds. Kok: „Je spiegelt je aan de wet, en aan het hele Woord. De Bijbel zegt niet voor niets dat je jezelf nauw moet onderzoeken.”
Albert: „Dan zie je genoeg dingen die je hebt laten liggen. Ik ben bijvoorbeeld een vriend kwijtgeraakt doordat hij naar het café ging en ik niet meewilde. Daarna heb ik hem nooit meer opgezocht, daar heb ik dus mijn taak van het liefhebben van de naaste laten liggen.”
Na het doen van de belijdenis houdt de Bijbelstudie niet op, zeggen de twee. Christina: „Ik denk niet: joepie, de catechisatie is voorbij. Het doen van belijdenis is niet het eindpunt. Ook daarna moet je groeien in het geloof. De relatie tot God blijft dezelfde.”
Albert: „Ook daarna heb je steun nodig in het geloof.”
Ds. Kok moedigt de studie bij zijn catechisanten aan: „Door het Woord te onderzoeken kom je tot wasdom.”
De twee zien uit naar de dienst van komende maandag. Christina: „Ik kan het jawoord alleen geven in Jezus’ kracht.” Albert: „We zijn van Hem afhankelijk.”
Ds. Kok: „Dat catechisanten ja kunnen zeggen en dat zo de gemeente mag groeien, kan alleen door de genade van de Heere. Hij zegt in Matthéüs: „En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.”