Yord herfst logo
Home      Zoeken      

Onmisbaar bloed

Onderweg naar Joden in Israël en Oekraïne heb ik enkele verdrietige ontmoetingen gehad met „beminde vijanden”, zoals Paulus ze noemt in zijn brief aan de Romeinen. Hij schrijft daar immers van zijn volksgenoten: „Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil (Rom. 11:28).

Met het noemen van de verdrietige ontmoetingen, doel ik op twee gelijksoortige gesprekken op een luchthaven en in een vliegtuig op weg naar Israël. Op luchthaven Boryspil van Kiev sprak ik eens een Amerikaanse rabbijn. Hij was goed herkenbaar als orthodox door zijn zwarte hoed, baard en pijpenkrullen. Hij noemde zichzelf een „container-rabbi” en toen ik hem om nadere uitleg vroeg, vertelde hij dat hij vanuit Amerika hulpgoederen aan de in armoede levende Joden in Oekraïne verstrekte.

Toen hij hoorde dat wij contacten onderhielden met Messiasbelijdende Joden, verstrakte zijn gezicht. Ik had expres geen namen en zelfs geen plaatsnamen genoemd, want op andere plaatsen in de wereld brengen orthodoxe Joden hun Messiasbelijdende volksgenoten dikwijls in moeilijkheden.

Hij zei: „Dat zijn geen Joden meer.” Het argument van Joods bloed verwierp hij. Een Jood mag kennelijk alles geloven, maar hij mag niet geloven dat Jezus de Christus is.

Toen ik het gesprek bracht op ander bloed, namelijk het bloed van het paaslam, dat gestreken werd aan de posten van de deur en hem vroeg naar de betekenis daarvan, bleef hij het antwoord schuldig. Hij wist het niet. Hij verwierp de uitleg die in het Paaslam een schaduw van de Messias ziet en wilde van de noodzaak van betaling van onze doodsschuld door het bloed van de Messias niets weten.

Het gesprek stokte. We wisselden onze visitekaartjes en moesten een verschillend vliegtuig hebben. Later, op een reis naar Israël, kwam ik in het vliegtuig te zitten naast een seculiere Jood. Hij at niet kosjer en ik meende in een gesprek met hem wellicht verder te komen dan met de rabbi.

Hij toonde zich geïnteresseerd. Ook nu ging het over doodsschuld, die met het leven betaald moet worden. Ook nu probeerde ik via het Paaslam en de offers te spreken over de noodzaak van bloedstorting en de mogelijkheid van plaatsbekleding. „En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving.” (Hebr. 9:22) God had er al een schaduw van gegeven. Er is evenwel waardevoller bloed nodig dan dat van stieren, bokken of lammeren.

Toen ik echter over de Messias en over Yeshua ging spreken, verstrakte ook zijn gezicht. Ik gaf hem een pamfletje over de waarde van het bloed. Toen hij merkte dat een tot Christus bekeerde rabbi het geschreven had, liet hij het opeens met een schrikgebaar op de grond vallen. Hij zei: „Wie Jezus als de Messias aanneemt, is geen Jood meer.”

De vijandschap van deze seculiere Jood bleek niet minder dan die van de orthodoxe rabbi. Het is geen gewone afkeer, maar een bijzondere vijandschap, die we alleen zullen begrijpen als we die van binnenuit kennen. Dan sta je niet meer boven hen.

De gesprekken zijn, naar ik vrees, op niets uitgelopen. Wat kun je er verdrietig van worden. Alleen God kan ogen openen en harten verbreken. Dan krijgt Christus’ bloed waarde! Gelukkig mochten we dat ook wel eens zien! Voor ons allen de vraag: hebben wij de kracht ervan al ervaren?

Apeldoorn, ds. C. J. Meeuse

Er zijn nog geen reacties geplaatst.