„EO-jongerendag gevaarlijker dan moskee“
Uittrekken van de schoenen heeft voor ons geen religieuze lading
Kunnen reformatorische scholen met hun leerlingen een moskee bezoeken? Dr. C. S. L. Janse ziet geen overwegende bezwaren in moskeebezoek, maar pleit wel voor een antithetische houding.
Aan mijn laatste moskeebezoek bewaar ik een speciale herinnering. Het was anderhalf jaar geleden, in een volkswijk in Ankara. Ik zou daar een kijkje nemen en had mijn schoenen al keurig tussen een menigte andere schoenen gezet, toen de gids mij toeriep dat ik ze daar niet onbeheerd moest laten staan. Ik was ervan uitgegaan dat de moskeebezoekers, zo kort na hun gebeden en na het aanhoren van de preek, niet zouden stelen. Maar mijn Turkse begeleidster (zelf een nominale moslima) vond het risico kennelijk te groot. Dus heb ik ze maar in m’n hand gehouden.
Recent laaide in het RD de discussie op over het moskeebezoek door leerlingen. Was dat wel verantwoord, of zou een reformatorische school zich daar verre van moeten houden? Nu is het altijd vervelend wanneer een school iets organiseert en sommige leerlingen willen niet mee of mogen van hun ouders per se niet mee. Als het even kan, moet je zo’n situatie vermijden, ook al vind je als schoolleiding die bezwaren overdreven.
Minimaal
Zelf heb ik nooit bezwaar gehad tegen het bezoeken van een moskee, zoals ik ook wel eens een synagoge, een rooms-katholieke kerk, een oosters-orthodoxe kerk, een hindoetempel of een Chinese tempel heb bezocht. Ik ben zelfs een keer in het Vaticaan geweest, maar mijn afwijzende houding ten opzichte van Rome is daardoor volstrekt niet veranderd.
Nu is een moskee nog weer wat anders dan een synagoge of een roomse kerk. En je kunt ook verschil maken tussen wat je als volwassene doet en waar je jeugdigen brengt. Maar ook dan ben ik geneigd te zeggen dat de gevaren van moskeebezoek minimaal zijn. Dat de islam een valse godsdienst is, staat daarbij buiten discussie. Maar dat gegeven is hier niet het belangrijkste. Het gaat vooral om het religieus-culturele klimaat waarin wij leven.
Jaren geleden was ik in Caïro in het Egyptisch Museum. Ik realiseerde me toen dat de Israëlieten tijdens hun verblijf in Egypte geconfronteerd werden met de godsdienst en cultuur die daar waren uitgestald. Dat waren de schatten van Egypte die door Gods genade op Mozes geen vat hadden. Die oude Egyptische cultuur vormde in zijn tijd een machtige uitdaging. Een verleiding ook om zich daaraan aan te passen. Maar voor ons zijn die overblijfselen van de oud-Egyptische religie, afgedacht van hun artistieke waarde, niet meer dan een verzameling rariteiten.
Zo kan in de huidige situatie gezegd worden dat de islam op onze jeugd niet of nauwelijks vat heeft. Gelukkig niet. Ga de statistieken van het kerkelijk grensverkeer maar na. Er is wél een uitstroom uit reformatorische kring naar de onkerkelijkheid en naar lichtere vormen van protestantisme, vaak van evangelische signatuur. De stelling is te verdedigen dat de EO-jongerendag voor leerlingen van reformatorische scholen een groter gevaar is dan moskeebezoek.
Antithetische houding
Maar is dat moskeebezoek ook nodig? Is het ergens nuttig voor? Terwijl vroeger de moslims ver weg woonden, zitten ze nu in onze buurt of regio. Het is daarom nodig om wat meer van hen af te weten. Om met hen kennis te maken. Bijvoorbeeld door een bezoek aan een moskee.
Maar daarbij moeten we onze antithetische houding niet verliezen. Wat dat betreft deel ik de bezwaren van ds. Kempeneers in het katern Accent van zaterdag. Men spreekt in dit verband van begeleide confrontatie, en dat klinkt heel stoer. Maar ik heb de indruk dat het in de praktijk gauw nogal lief wordt. Of het nu om literatuur gaat (Jan Siebelink et cetera) of om andere godsdiensten en culturen. De overheid stimuleert ons natuurlijk ook in een richting van dialoog en wederzijds begrip.
Uiteraard moet je je netjes gedragen als je ergens op bezoek bent. Als het maar even kan, pas je je aan de gewoonten aan. In dat kader zie ik het keppeltje in de synagoge en de schoenen in de moskee. Het uittrekken van je schoenen heeft voor ons geen religieuze lading. In een moskee staan nu eenmaal geen banken. Ze zitten en ze knielen op de grond, dus moet die schoon blijven.
Maar wij knielen daar niet, buigen nergens voor en nemen ook niet deel aan bijzondere rituelen. Toen ik eens in het Finse Tampere een dienst had bijgewoond in een evangelische gemeente, drong de vertaalster er erg op aan dat ik naar de voorganger zou gaan voor een zegen. Hij had een ”special blessing” voor mij. Dat ging mij echter te ver.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.