Moslima hoeft man geen hand te geven
CGB nuanceert eigen oordeel
UTRECHT - Een onderwijsinstelling in Utrecht heeft ten onrechte een islamitische leerlinge geweigerd omdat ze mannen geen hand wil geven. Dat heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) maandag geoordeeld.
De vrouw, Fatima Amghar (20), zei vorig jaar bij haar aanmelding voor de opleiding tot onderwijsassistente dat ze vanwege haar geloof mannen geen hand mag geven. Voor het roc Utrecht was dat aanleiding haar niet toe te laten. Daarop stapte Amghar naar de CGB.
Volgens de commissie is niet duidelijk waarom de moslima onvoldoende zou kunnen functioneren als ze mannen geen hand wil geven. „Er zijn verschillende wijzen van begroeting denkbaar die als fatsoenlijk en respectvol kunnen worden aangemerkt.”
De school wil graag de gelijkheid van man en vrouw benadrukken. De commissie vindt dat die te bewerkstelligen is door van moslima’s te vragen mannen noch vrouwen een hand te geven, „maar iedereen op dezelfde respectvolle wijze te begroeten.”
Met deze uitspraak nuanceert de commissie haar oordeel in een vergelijkbare zaak in 2002. De CGB sprak toen uit dat de weigering om anderen dan leden van het eigen geslacht een hand te geven, kan worden opgevat als een ontkenning van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen.
Daarom oordeelde de commissie in die zaak dat een dergelijke weigering niet beschermd wordt door de gelijkebehandelingswetgeving, ondanks het feit dat de weigering voortvloeit uit een bepaalde godsdienstige overtuiging.
Het roc Utrecht noemt in een reactie de uitspraak „onuitvoerbaar en irreëel.” De school hekelt met name het punt dat ze leerlingen moet toelaten onder de voorwaarde dat zij iedereen op dezelfde wijze begroeten. „We blijven van mening dat van mannen en vrouwen verwacht mag worden dat ze elkaar een hand willen geven. In de door minister Verdonk ontwikkelde inburgeringscursus wordt handen geven ook een algemeen geaccepteerde omgangsvorm genoemd.”
Er zijn nog geen reacties geplaatst.