Papegaaien
Als je meer kranten leest of vaker een opinieblad opslaat dan de doorsnee burger, valt het je wellicht sneller op. Hoeveel er wordt nagepraat. Gepapegaaid. Gejat. Geredekaveld op grond van dunne en geleende argumenten. Naarmate een onderwerp in korte tijd vaker de revue passeert, moet ik vaker denken aan een regel uit het gedicht ”Waar en hoe” van P. A. de Genestet: „Straks komt een wijzer, die ’t wegredeneert.”
Neem als voorbeeld de spotprentenkwestie die de gemoederen inmiddels een paar weken heftig beroert. Islamologen, filosofen, theologen en tal van andersoortige geleerden buitelen over elkaar heen in commentaren, visies en gloedvolle essays. Politici vormen een categorie apart.
Linksom, rechtsom, door het midden. Bovenlangs, onderlangs, hun gelijk halen ze, hún visie komt toch wel dicht in de buurt van de enig juiste. Diepe denkrimpels, wanhopig geheven handen: talkshows in de niet-gedrukte media wakkeren het vuurtje nog extra aan. Voor of tegen Hirsi Ali, that’s the question. Hoe simpeler de beweringen, hoe beter te hanteren. En te kopiëren. Voor al uw lunchpauzediscussies en verjaardagspartijen.
Of de zaak niet ernstig is? Daarover gaat het nu even niet. Natuurlijk is er reden tot grote zorg. Ergens in een opiniestuk dook het woord Kristallnacht op, net als na de moord op Theo van Gogh. Daarmee zijn we dan meteen bij wat ik wil zeggen. Je leest dat woord Kristallnacht en denkt: Hé, aardige vondst, maar een beetje een kromme vergelijking en hopelijk overdreven. Vervolgens kom je dat woord overal en telkens opnieuw tegen. Kristallnacht. Tot vervelens toe. In vier van de vijf gevallen zal die vergelijking niet zelfbedacht zijn, maar nagepraat. Gepapegaaid.
Onbedoeld kun je zo’n papegaaiencircuit op gang brengen. Jaren geleden overkwam me dat, geheel per ongeluk. Omdat ik op een bepaalde plaats, op een bepaalde tijd iets zei in een bepaald, gewillig oor.
Het conflict bij een groot bedrijf was er een in een lange reeks. Arbeidsonrust, stakingen, crisisoverleg, zo’n tijd. Voor de zoveelste keer verzamelde het journaille zich in de hal van het hoofdkantoor, in afwachting van wat het overleg tussen vakbonden en directie nu toch weer niet zou hebben opgeleverd.
Vele uren duurden die sessies. Vanaf hoge trappen daalden dán weer boze onderhandelaars, dán weer zorgelijk kijkende woordvoerders af. De gesprekken zaten muurvast, de onderhandelingsruimte was piepklein en de uitkomst bijna zeker goed voor een nieuwe stakingsronde. In de algehele meligheid, na de zoveelste tussenstand, zei ik op enig moment tegen een collega van een grote ochtendkrant: „Dit conflict heeft geen onderhandelaars nodig, maar psychiaters.”
Met deze zin opende de volgende dag het voorpagina-artikel van dat ochtendblad. Oké, grappig, maar dat was niet de bedoeling. Twee dagen erna, in een andere krant, vormde deze zin de kop boven een artikel waarin een oud-topman van het bedrijf zijn visie op de kwestie uit de doeken deed. ”Psychiaters in plaats van onderhandelaars”. Dezelfde dag dook de uitspraak op in een praatprogramma, een dag later hoorde ik hem uit de mond van Kamerleden.
De moraal van dit verhaal: wees altijd op je hoede voor napraterij. En neem dikke en stellige uitspraken bij voorbaat met een korreltje zout. Want voor je het weet zijn ze gejat of geleend.
MAX
Er zijn nog geen reacties geplaatst.