Honing aan de roede
Hij lag al ongeveer 25 jaar op bed, toen ik hem, nu ongeveer 24 jaar geleden, ontmoette. Ik kende hem niet, maar de kerkenraad vroeg me of ik hem zondagsavonds na de dienst eens op wilde zoeken. Toen ik hem gesproken had, dacht ik: je had vandaag misschien beter kunnen preken dan ik.
Hij was door kinderverlamming geveld, toen hij nog maar kort getrouwd was. Alleen zijn hoofd kon hij nog bewegen. Daarom lag hij op bed. Met zijn hoofd kon hij wel iets aansturen, zodat hij met zijn bed door zijn kamer kon rijden. Ook kon hij bladzijden van een boek omslaan, als dat op een lezenaar stond, die op zijn bed gezet kon worden. Door middel van de kerktelefoon had hij die zondag meegeluisterd. In Matthew Henry had hij de verklaring van de tekst ook nagelezen.
Ik heb die avond kort met hem gesproken. „Maak het vooral niet te lang”, had zijn vrouw gevraagd. Hij was namelijk nog maar pas thuis uit het ziekenhuis, waar hij opgenomen was geweest vanwege een hartinfarct.
Sommige mensen hebben een bijzonder zware weg door dit leven. Je staat als ambtsdrager dan dikwijls verwonderd aan zo’n bed. Verwonderd als je zelf zulke slagen niet gehad hebt. Nog meer verwonderd als je de onderwerping ziet, die de Heere aan zulke mensen soms geeft. In het gesprek met deze man proefde ik geen opstand. Wel het tegendeel: onderwerping en rust. Hij had betrokken geluisterd. Je denkt dan wel eens dat de mensen meer horen dan je gezegd hebt. Ze preken mee. De Heere legt Zijn Woord in hun hart en ze horen wat Hij erdoor tot hen te zeggen heeft.
Toen ik wegging, hield zijn vrouw me voor de buitendeur even op. Ze vertelde hoe haar man zijn hartinfarct had doorgemaakt, geestelijk. Hij had tegen zijn vrouw gezegd, voordat dit plaatsvond: „Je kunt op drie verschillende manieren reageren op de roede waarmee de Heere je tuchtigt. Je kunt in de roede bijten. Je kunt eronder berusten en zeggen: Het zijn geen mensen die het me aandoen. Je hoort ook wel van mensen die de roede kussen.”
Denkend aan de verlamming waaraan hij leed, had hij gezegd: „In de roede bijten doe ik niet. De roede kussen kan ik niet. Ik berust er onder.” Maar toen hij uit het ziekenhuis thuiskwam, zei hij tegen zijn vrouw: „Nu heb ik geleerd de roede te kussen!”
Daar gaat wat van uit, ja daar gaat veel van uit, als je iemand ontmoet die de slaande hand van God ervaren heeft als een liefdeshand, die terechtbrengt! David zingt in Psalm 119: „’t Is goed voor mij verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw Godd’lijk recht mocht leren.”
Wat is het een wonder als God je gaat leren, ook al is het nodig dat Hij je daarvoor tegenkomt. Zelfs als je de rechtvaardige toorn van God ervaart in Zijn slaande hand, kan Hij je leren dat het je ten goede is, ja, omdat Hij je wil aannemen. Daarom staat er in Hebr. 12:6: „Want dien de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijken zoon, die Hij aanneemt.”
Het staat allemaal in Gods Woord, maar onszelf leren we het niet. Ik heb dit wel eens met een jongen gelezen, die daarna opstandig zijn vuist balde en zei: „Waar heb ik het aan verdiend?” Wat een wonder om het te ervaren dat God een verdrietige tegenslag, een ernstige ziekte, of misschien een nog zwaardere weg gebruikt om ons naar Zich toe te trekken! Dan is er honing aan de roede.
Apeldoorn, ds. C. J. Meeuse