„Kom eerlijk voor je mening uit”
Willem maakte tijdens college aantekeningen met een SGP-pen. Door die pen kreeg hij vragen over zijn geloofsovertuiging. Hoe gaan reformatorische jongeren met andersdenkende medestudenten om? „Kom eerlijk voor je mening uit.”
Wilem Lambooij (21) uit Hoevelaken en Lydia Eerbeek (20) uit Kesteren studeren aan de Universiteit Utrecht. Willem doet rechten (4e jaar), Lydia Nederlands (2e jaar). De overgang van het beschermde Van Lodensteincollege naar de open universiteitswereld was groot.
Het eerste gesprek met een medestudent over geloofszaken kan Willem, behorend tot de Gereformeerde Gemeenten, zich nog goed herinneren. „Ik heb het zelf uitgelokt door bewust met een SGP-pen te gaan schrijven. Toen was ik nog iets bevlogener... Ik weet nog wat de reactie was: „Jij van de SGP? Dan ben je dus tegen vrouwen?” Natuurlijk heb ik uitgelegd dat de SGP voor veel meer dingen staat dan het vrouwenstandpunt. En ik heb gezegd dat ik het niet in alles met de partij eens ben.”
Tijdens een ander gesprek ging de spa dieper de grond in. Willem: „Iemand vroeg: „Denk jij echt dat Saddam Hussein naar de hel gaat?” Ik zei: Gelukkig ga ik daar niet over, maar als Saddam geen oprecht berouw toont en geen blijk geeft van het geloof in Jezus, dan loopt het verkeerd met hem af. „En met mij?” vroeg die jongen. Daar sta je. Best wel heftig als iemand je vraagt naar zijn eeuwige bestemming. Toch moet je die vraag serieus nemen. Ik heb gezegd: Als je niet in Jezus gelooft, gaat het niet goed met je. Het gesprek eindigde met een dooddoener. Die jongen reageerde: „Oké, jij gelooft dat, dus voor jou geldt het. Voor mij niet, want ik geloof het niet.”
Lydia, behorend tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, stond aanvankelijk te kijken van de onwetendheid bij andere studenten. „Tijdens een literatuurcollege behandelde de docente een paasgedicht. Sommige studenten wisten niet eens dat Jezus en Christus dezelfde Persoon zijn. Ik ben er nu aan gewend dat veel studenten echt helemaal niks van de Bijbel en het christelijk geloof weten. Je kunt bijvoorbeeld niet zomaar over de Tien Geboden beginnen, maar moet eerst uitleggen wat dat zijn.”
Amish
Veel studenten luisteren nog wel geïnteresseerd als het over de Bijbel en de kerk gaat, maar doen volgens Lydia niets met wat ze erover horen. „Ze vinden het grappig, ouderwets, of zijn heel verbaasd dat er nog mensen zijn die leven zoals wij. Ze zien ons zo’n beetje als de amish. Ze laten me wel in m’n waarde. Ze vinden het prima dat ik altijd in een rok loop, ’s zondags naar de kerk ga en voor mijn eten bid, maar daar blijft het bij. Je moet niet zeggen dat zij eigenlijk ook in de Bijbel moeten lezen en naar de kerk moeten gaan, want dat vinden ze opdringerig.”
Willem en Lydia praten niet zo vaak over hun principes met anderen. Lydia: „Veel contacten op de universiteit zijn vluchtig. Ik zit in wisselende groepen en zie dus iedere keer andere studenten. Opdrachten die ik samen met een ander mag uitvoeren, doe ik meestal met een Lodensteinvriendin.”
Willem: „Ik voel er niet voor om te gaan lopen preken. Dat doen moslims hier ook niet. Maar misschien zouden we er meer voor moeten uitkomen dat we christen zijn. Laatst liep ik hier het gebouw uit en werd ik aangeschoten door een evangelische vrouw. Ze vroeg me op de man af of ik behouden ben. Dat evangeliserende missen wij; dat is ons manco.”
Overblijfsel
De Lodenstein bereidde Willem en Lydia goed voor op de tijd na de middelbare school. Toch plaatsen de twee een kanttekening. „We kregen veel apologetiek. Bijvoorbeeld over de vraag: Hoe bewijs je dat er een God is? Dat is best nuttig, maar een groter probleem is de vraag: Hoe voer je een gesprek over het christelijk geloof als iemand totaal niets van de Bijbel weet? Dat zou meer geoefend moeten worden. Ook werden we op school nogal eens gewaarschuwd voor de grote boze buitenwereld. Dat valt erg mee. Je wordt vooral beschouwd als een overblijfsel uit vroegere tijden, maar je wordt niet aangevallen. Je kunt gewoon jezelf zijn.”
Moeilijk wordt het, aldus Willem en Lydia, als studenten op de man af vragen: Ga jij dan wel naar de hemel? Willem: „Er zijn christenen die zeggen dat je dan altijd met ”ja” moet antwoorden, omdat je anders een rare indruk maakt. Ik vind dat best lastig, want ik hou er niet van dingen te zeggen die ik niet waar kan maken. Zeker niet als het om dit soort zaken gaat. Het is dus vooral mijn probleem.”
Opgewarmd
Sommige gesprekken laat Willem voor wat ze zijn. „Over seks bijvoorbeeld. Ze vragen dan of je ’het’ al eens gedaan hebt. Als je zegt dat je het uit overtuiging vóór het huwelijk niet doet, lachen anderen meewarig. Of ze zeggen: Je weet niet wat je mist. Aan de waarde van Bijbelse principes kom je in zo’n gesprek niet toe.”
Vragen om stilte voor het eten doet Willem niet meer. „Ik begin gewoon te bidden.” Dat kan soms een onverwachte tik opleveren, bekent hij. „Ik had gebeden en begon daarna te klagen over de opgewarmde prak die we zaten te eten. Mijn tafelgenoot zei: „Dat snap ik niet: eerst bidden en dan kritiek hebben.” Hij had gelijk.”
Lydia denkt dat reformatorische studenten het nu makkelijker hebben dan vroeger. „Je mag tegenwoordig geloven wat je wilt, zolang je het maar voor jezelf houdt. Volgens mij was er vroeger meer vijandschap tegen reformatorische christenen. Aan de andere kant is het nu moeilijker om tot een goed gesprek te komen.”
Van één ding zijn Willem en Lydia overtuigd: „Kom eerlijk voor je mening uit. Laat zien dat je christen bent. Ga niet met allerlei dingen meedoen, want je loopt er een keer mee vast. En dan moet je alsnog bekennen dat je christen bent. Dat snappen anderen dan niet.”