„Ik kan alleen nog maar hieraan denken”
LONDEN - Devin West verliet donderdagochtend vol goede moed haar huis aan Tavistock Square. Als ze de deur uitstapt, kijkt ze op haar horloge: kwart voor tien. De Amerikaanse studente is op tijd voor de les op de universiteit van Londen.
De avond ervoor was het laat geworden, maar was het ook gezellig geweest op Trafalgar Square. Met veel andere studenten had ze gevierd dat Londen was gekozen als locatie voor de Olympische Spelen voor 2012. „We waren allemaal blij en opgewonden.”
Ze heeft nog maar een paar stappen op het trottoir gedaan, of ze hoort een grote klap. Opeens overal gillende mensen. Ze kijkt om, ziet rook aan de andere kant van het plein en holt met de rest van de mensen mee weg van de plek waar een bus is ontploft. „Ik ben gevlucht. Niemand wilde erbij zijn.”
De les wordt geannuleerd. De studenten brengen de hele dag door met bellen, e-mailen en sms’en. „Zodra het in Amerika zeven uur in de ochtend was, heb ik mijn moeder gebeld om te zeggen dat alles in orde was. Zij zou natuurlijk ook het nieuws zien en horen dat er op Tavistock Square een aanslag was gepleegd.”
Halverwege de middag denkt Devin erover weer naar huis terug te gaan. Volgens een beambte van de universiteit zou dat geen probleem moeten zijn. Maar ze vindt alleen een blauw-wit lint met een agent erachter op haar weg om haar toegang te versperren. Ze krijgt het advies ergens anders te gaan slapen. „Maar dat kan ik niet opbrengen.”
De hele avond loopt ze rond. Na elf uur krijgt ze van een agent de toezegging dat ze onder begeleiding naar haar huis mag. Maar eigenlijk heeft ze genoeg van het wachten. „Je ziet het daar zo staan”, zegt ze terwijl ze wijst op een flatgebouw nog geen honderd meter verderop. „Je kunt er zo op spugen en dan mag ik er niet in.”
Een agent laat met regelmaat mensen door onder zijn begeleiding naar een hotel binnen het lint te gaan. De student mag wachten.
Ze begrijpt er niets van. „Je denkt altijd dat zoiets in het leven van een ander gebeurt. Maar nu vindt het plaats in mijn eigen straat.”
Tijdens de aanslagen op het WTC-gebouw op 11 september 2001 was ze ook al op de verkeerde plek. „Ik woonde toen in Manhattan. Ook toen had ik de neiging zo ver mogelijk weg te vluchten.”
Hoewel ze verwachtte in haar huis te kunnen, was het vooruitzicht niet goed. „Het is mijn verjaardag. Mijn vriend uit Liverpool komt, hopelijk zonder al te veel vertraging per trein. Maar het enige waar ik aan kan denken, is wat ik vandaag heb meegemaakt. Het was zo’n slechte dag.”
Devin is niet de enige die niet mag doorlopen naar haar huis. Bij een andere straat staat dr. Rosemary Hollis, bij Chatham House voor internationale betrekkingen gespecialiseerd in het Midden-Oosten. Donderdagochtend verliet ze rond acht uur haar huis om haar dagelijks werk te doen, onder meer het analyseren van de gebeurtenissen in Irak en het moslimterrorisme. „Ik was al veilig op het werk voordat ik wist dat er bij mij op straat bommen zouden afgaan.”
Een agent staat klaar om Hollis mee te nemen. Ze duikt onder het lint door en wandelt weg. Het witte doek schuift opzij en weg is Hollis.