„Ouder moet weten wat op internet leeft”
AMSTERDAM - Wie moet ervoor zorgen dat kinderen veilig kunnen internetten? Wat is er zo fascinerend aan het spelen van computergames? Vragen te over tijdens een debat over het internetgedrag van kinderen. „Jongeren hebben een onverzadigbare honger om met elkaar in contact te komen.”
Hoe begeleid je je kind op internet? Tientallen jongeren, ouders, wetenschappers en internetdeskundigen debatteerden donderdagmiddag over dat thema in De Balie in Amsterdam. De discussie ging vooraf aan de presentatie van het boek ”Mijn kind online”.
„De problemen die wij hebben met het internetgedrag van jongeren worden niet zozeer veroorzaakt door gebrek aan kennis. Er is gewoon sprake van een ouderwetse generatiekloof. Wij kunnen ons toch niet voorstellen dat je via internet echte vrienden maakt?” vraagt Pardoen voor een volle zaal.
De 15-jarige jongen Giona uit Limburg mag als eerste reageren: „Wij moeten de oudere mensen gaan voorlichten. Je kunt op internet van alles doen.”
„Zien jullie ook gevaren op internet?” vraagt debatleider Lennart Booij. De jongeren knikken instemmend. Een meisje: „Als ouders hun kinderen vertrouwen, hoeven ze zich echt geen zorgen te maken.” Een ander meisje valt haar bij: „Wij kunnen goed voor onszelf zorgen. We weten echt wel wat goed of fout is.” .”
Vervolgens krijgt Frank Schalken het woord. Hij is de initiatiefnemer van de Kindertelefoon Chat. „Jongeren die bijvoorbeeld het mikpunt zijn van pestkoppen in de klas, kunnen via de chat anoniem hun nood klagen. Onlinehulpverlening aan jongeren werkt. We kunnen zelfs de vraag niet aan. De laagdrempeligheid van internet is groot. Wel is het voordeel van de telefoon dat je directer contact hebt met de jongeren. Dan hoor je ze bijvoorbeeld huilen.”
Jeroen Jansz, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, gaat in op de vraag waarom jongeren zo graag computerspelletjes spelen. Hij citeert de 16-jarige Dirk: „Ik kan nu een uzi pakken en even lekker schieten.” Volgens Jansz zijn de meeste gamers jongens. Wel is er een trend waarneembaar: de gemiddelde leeftijd van de spelers wordt steeds hoger. „Ook jonge mannen zijn gek op computergames.”
Jansz doet zijn best om de voordelen van het virtuele spel te benoemen: „Jongeren trainen hun visuele accuraatheid en ontwikkelen hun probleemoplossend vermogen.”
Toch kan hij niet om harde onderzoekscijfers heen: in 68 procent van de games moeten spelers doelbewust letsel toebrengen aan mensen of dieren. „Gamers zijn gek op virtueel geweld. Juist de gewelddadige games spreken het meest tot de verbeelding. Computergames zijn de privé-laboratoria van jongeren. Ze kunnen er alles uitproberen. Niemand lacht je uit.”
Lees het hele artikel op www.refdag.nl.
Reacties (5)
Ailňvjoe stagiair | zaterdag 2 juli 2005 - 16:15 | ![]() |
aantal posts:64 | Eej sanne! asj van die spelletjes opt internet doet, kant er ok van kome daj ut int egt gaat doen |