Onze theorie had in de jaren '70 al beloond kunnen worden
Onenigheid over de prijs der prijzenDoor J. Reijnoudt In de natuurkunde is het de laatste dertig jaar een beetje tobben. Grote doorbraken kent het vakgebied in die periode niet en daarom hebben dit jaar twee Nederlandse onderzoekers de Nobelprijs voor natuurkunde in de wacht gesleept met werk dat ze bijna dertig jaar geleden hebben verricht. Die gedachte komt makkelijk op, bij het jongste Nobelfeest in Stockholm. De Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen weerspreekt die theorie uit alle macht. 't Hooft en Veltman hebben die prijs dubbel en dwars verdiend, daarom krijgen ze hem nu ook. De Nederlandse natuurkundelaureaten van dit jaar denken er het hunne van. Veltman, de ene fysicus, haalt er zijn schouders bij op. 't Hooft, de andere, vertelt de officiële lezing, maar heeft een duidelijk daarvan afwijkende privé-mening. Waarom kregen 't Hooft en Veltman de prijs niet in het begin van de jaren '70, toen ze hun vondsten zwart op wit zetten? Juist omdat er in de jaren die daarop volgden zulke fantastische ontdekkingen zijn gedaan, zo redeneert prof. dr. Anders Bárány. Hij is hoogleraar natuurkunde aan de Universiteit van Stockholm en lid van het Nobelcomité voor natuurkunde van de Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen. Al meer dan tien jaar krijgt hij als secretaris van dat comité de papieren van alle genomineerden voor de natuurkundeprijs op zijn bureau. En geloof me, er zijn de laatste jaren zulke fantastische ontdekkingen gedaan bijvoorbeeld op het terrein van supergeleiding bij hoge temperaturen, laserkoeling en de ontdekking van de dubbele pulsar dat het voor ons heel moeilijk was om te bepalen aan wie we de prijs moesten geven, aldus Bárány. Dan komt er een moment waarop je zegt: We mogen de mannen 't Hooft en Veltman niet vergeten. Zij verdienen eveneens een prijs. Ze stonden bij ons al langer op de nominatie. Dat ze hem nu krijgen, heeft ook te maken met het feit dat de theorie die ze in het begin van de jaren '70 opstelden, de laatste jaren steeds meer is bevestigd door laboratoriumexperimenten. Maar het moet gezegd: Als we ze de prijs tien jaar geleden zouden hebben gegeven, had dat ook niemand verbaasd. Dat vindt ook prijswinnaar prof. dr. Martinus J. G. Veltman, inmiddels emeritus hoogleraar van de Universiteit van Michigan (VS). Onder het genot van een drankje gaf Veltman vorige week in het Grand Hotel in Stockholm zijn mening. Kijk, ik zit hier te midden van Amerikaanse en Australische vrienden. Een van hen kreeg eerder ook de Nobelprijs voor natuurkunde. Ik heb ze niet uitgenodigd, maar ze zijn naar Stockholm gekomen uit waardering voor ons werk en omdat wij daar nu de prijs voor gekregen hebben. Dat doet goed. Onzin Wat hem niet lekker zit, is dat hij de Nobelprijs zo laat krijgt. Veltman doet geen enkele directe mededeling, maar hij zegt: Jullie denken dat het leven in de hogere kringen van de wetenschap een soort van ijle kinderdroom is. Wat een onzin. Het leven is daar hard, ruig en competitief. Hij trekt aan zijn sigaar en zegt dan, zonder verdere toelichting: Er ging iemand achter u langs die in '79 de prijs voor natuurkunde kreeg. Daar hoort de volgende toelichting bij. Twee Amerikanen en een Pakistaan kregen in '79 de prijs voor het zogenaamde Standaardmodel in de natuurkunde waarvoor Veltman en 't Hooft de theoretische grondslag al in het begin van de jaren '70 hebben gelegd. De Zweedse hoogleraar Bárány heeft begrip voor die gedachte, maar hij is het ook daar niet mee eens. Glashow, Salam en Weinberg kregen in 1979 terecht de prijs voor het Standaardmodel. Veltman en 't Hooft krijgen nu de prijs omdat in experimenten in moderne laboratoria de laatste jaren met steeds grotere precisie is aangetoond dat hun wiskundige onderbouwing bij dat Standaardmodel uitstekend klopt. Dat was eerder zonder moderne apparatuur, zoals de deeltjesversneller van CERN, niet aan te tonen. De jongste van de twee winnaars, de Utrechtse hoogleraar prof. dr. Gerard 't Hooft, vindt dat de officiële lezing. Dat hebben ze ervan gemaakt, oordeelt hij. Naar ons gevoel was het zo dat ruim 25 jaar geleden duidelijk was dat ons werk inderdaad iets betekende en dat de deeltjesfysica hiermee zeer gebaat was. Wat nu het Standaardmodel heet, komt precies overeen met de lijnen die wij hebben aangegeven. En wel met een verrassende nauwkeurigheid. Het was nog nauwkeuriger en beter dan we zelf durfden te hopen. Het Standaardmodel was een model omdat men dacht: Het is een benadering, een rekenmodel, laten we dit eens nemen en hiermee de werkelijkheid vergelijken. Toen bleek tot veler verrassing: Het is niet alleen een model, het is een exacte beschrijving van wat we zien. Exact tot in ongelofelijke precisie. Je kunt dus geloof hechten aan de principes die wij hebben geformuleerd. Dat bleek al eind jaren '70, begin jaren '80 dat het zo zat. Je zou kunnen denken, het had toen al beloond kunnen worden, meent 't Hooft. Het Nobelcomité heeft nu een redenering bedacht om te rechtvaardigen hoe het verloop van de uitreiking van de prijzen is gegaan. Dat is dan wel zo, maar wij wisten allang dat onze weg de goede was om theorieën te bouwen. Je kunt daar natuurlijk een aantekening bij maken, maar ik ga nu geen kritiek leveren op het Nobelcomité. Integendeel, ik ben heel blij dat ze de erkenning gegeven hebben die wij naar ons gevoel ook verdienen. Vergissingen Bárány benadrukt graag dat het Nobelcomité en de Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen er alles aan doen om vergissingen bij de toekenning van een prijs te voorkomen. Naar zijn idee slagen de Zweedse instellingen daar ook uitstekend in. Het aanzien van de prijs is daar ook een bewijs van. Er bestaan veel internationale onderscheidingen, maar de Nobelprijs staat nog steeds het hoogst aangeschreven. Een bijzondere financiële regeling is volgens Bárány een van de oorzaken van het feit dat onder wetenschappers de Nobelprijs nog altijd geldt als de prijs der prijzen. Alfred Nobel had voor zijn overlijden zijn 25-jarige secretaris Ragnar Sohlman aangewezen als uitvoerder van zijn testament. Na drie jaar moeizaam onderhandelen, onder meer met de familie Nobel en verschillende wetenschappelijke instituten, slaagde Sohlman erin de structuur van de grond te krijgen die nu nog steeds intact is. Een van de belangrijkste elementen daarin is dat er bij de uitreiking van elke prijs evenzoveel geld gaat naar het wetenschappelijk instituut dat voor de selectie van die prijs moet zorgen. Het geldbedrag dat nu aan één Nobelprijs is verbonden, bijna 2 miljoen gulden, gaat daarom ook naar bijvoorbeeld de Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen. De academie krijgt zelfs het dubbele, omdat ze ook de laureaat voor scheikunde moet aanwijzen. Die miljoenen guldens zijn volgens Bárány hard nodig. Met dat geld besteden tientallen Zweedse hoogleraren elk jaar de helft van hun tijd aan onderzoek in verband met de selectie van de kandidaten. Daarnaast vormen reizen en het organiseren van congressen ook flinke Nobelkostenposten voor de Academie van Wetenschappen. Jaarlijks verstuurt Bárány in september zo'n 2500 brieven naar wetenschappelijke instellingen en collega's over de hele wereld, met de vraag wie het volgend jaar in aanmerking zou kunnen komen voor de Nobelprijs voor natuurkunde. Ongeveer 10 procent komt retour, dus in theorie betekent dat voor ons dat we het werk van zo'n 250 mensen onder de loep moeten nemen. In de praktijk is het bijna altijd wat minder omdat mensen niet zelden al eerder zijn genomineerd. Daarvan hebben we dus de rapporten al in ons archief. Alleen door de Nobelstichting aangewezen personen kunnen iemand voor een prijs voordragen. Tot die categorie horen ook alle laureaten van voorgaande jaren. 't Hooft en Veltman hebben in september nog geen schrijven van Bárány gehad, om de eenvoudige reden dat ze nog niet in de juiste categorie zaten. Ze hebben de envelop vorige week alsnog gekregen. 't Hooft gaat serieus in op de vraag wie volgens hem de natuurkundeprijs in een volgend jaar verdient, ondanks de strikte geheimhouding die de Nobelstichting eist. Hij noemt zelfs een aantal namen van onderzoekers die groot werk verricht hebben op het terrein van de quantumchromodynamica. Toch zou hij er moeite mee hebben als zij ooit de prijs zouden krijgen. Ik heb zelf twee jaar eerder de theorie bedacht en die later aan hen verteld voordat ik haar zelf op schrift had gesteld. Dat is gewoon dom geweest. Nu is het eerder voorgekomen dat iemand twee keer de Nobelprijs kreeg, bijvoorbeeld Marie Curie en Linus C. Pauling. En misschien wijzen de drie fysici die 't Hooft bedoelt wel naar hem als zij er lucht van krijgen dat ze zouden worden voorgedragen. Dat zullen ze zeker niet doen, zegt 't Hooft stellig. En het Nobelcomité denkt natuurlijk ook: Die 't Hooft, die hebben we al gehad. Nut Van de theorie waarvoor de natuurkundewinnaars nu de prijs kregen, hebben ze zelf eerder gezegd dat het maatschappelijk nut nul is. Daar komt 't Hooft toch met enige gretigheid op terug. 't Gaat erom dat we het hele beeld van alle omstandigheden in de natuur goed begrijpen. Met een halfbegrepen natuur kunnen we gewoon niet uit de voeten. Dan blijft altijd in ons achterhoofd zitten: er is iets wat we niet begrijpen. Dan kun je dat ook minder goed toepassen, stelt 't Hooft. Voor de meest veeleisende toepassingen in de natuur moet je echt goed begrijpen hoe de natuur in elkaar zit. Aan welke toepassingen denkt 't Hooft dan concreet? Ik denk concreet nergens aan. Want het is niet zo dat je kunt aanwijzen: deze of die toepassing was niet mogelijk zonder te weten hoe elementaire deeltjes in elkaar zitten. Een heel belangrijke toepassing wordt volgens de Utrechtse hoogleraar vaak onderschat: Dat is dat we onze plaats in het universum, in de meest abstracte zin, veel beter gaan begrijpen. Ik stel dat de mensheid in haar geheel de behoefte heeft de natuur in al haar facetten te begrijpen. Dat bepaalt ons inzicht in hoe de wereld werkt. Dat willen we begrijpen. Mensen hebben daar behoefte aan, bijvoorbeeld voor het bepalen van hun wereldbeeld. Zijn onderzoek bepaalt voor 't Hooft zijn visie op alle natuurwetten die ons maken tot wat we zijn. Wij willen weten waarom we zijn zoals we zijn, waarom de wereld is zoals ze is. Het antwoord op die vraag kan niet halverwege stoppen. Het antwoord moet doorgaan tot zover we kunnen. Daar zitten mensen op te wachten. Dan kun je wel zeggen: Daar kun je geen betere ijskasten van maken. Nee, natuurlijk niet. Maar als we die behoeft niet hadden, zouden we nu nog in het stenen tijdperk leven. Een verre voorganger van 't Hooft, de Nobelprijswinnaar Einstein, heeft vaak zijn verbazing over de schoonheid van de natuur geuit. 't Hooft reageert daar enthousiast op: Dat wij met onze domme hersens, die erin gespecialiseerd zijn oorlog te voeren en elkaar dood te schieten, kunnen begrijpen hoe het universum in elkaar zit; dat is een heel merkwaardige en bijzondere omstandigheid. Door onze puur logische redeneervermogens kunnen wij erachter komen hoe deze wereld in elkaar zit. Met weliswaar heel veel moeite, maar het gaat. Het feit dat de natuur op een logische manier is opgebouwd, is tegelijkertijd heel verbazend en heel bevredigend. Dat stelt ons op een bepaalde manier gerust. Wij hebben ontdekt dat de hele natuur volgens logische wetten in elkaar zit en niet volgens mirakels. Dat is een van de allerbelangrijkste boodschappen die wij aan de mensen kunnen doorgeven. |