Nederlands beleid mist geloofwaardigheidDoor Sible Schöne Overal in de wereld zien we weersveranderingen die passen in het beeld van een veranderend klimaat; daarover bestaat brede wetenschappelijke overeenstemming. Het is nog onduidelijk of er een relatie bestaat tussen de zware cyclonen van de afgelopen jaren, zoals Lenny, Andrew, Mitch en Floyd, en de gestegen temperatuur op aarde. We kennen het klimaatsysteem daarvoor nog onvoldoende. Maar alleen al de gedachte dat er een relatie bestaat tussen ons energiegebruik en dergelijke rampen moet reden zijn tot zorg. Het klimaatprobleem wordt nog steeds met name veroorzaakt door de rijke landen. De Verenigde Staten gebruiken per hoofd van de bevolking ongeveer twee keer zo veel energie als Europa en Japan, vier keer zo veel als Zuidoost-Azië, ruim zeven keer zo veel als China en meer dan dertig keer zo veel als de meeste Afrikaanse landen. Om deze reden is een van de uitgangspunten van het Klimaatverdrag het principe van gelijkheid, met verschillende verantwoordelijkheid. Alle landen moeten een bijdrage leveren aan de aanpak van het probleem, maar de rijke landen zullen het voortouw moeten nemen. Zij zullen als eerste een trendbreuk in de uitstoot van CO2moeten realiseren. Pas dan is er een geloofwaardige basis om ook van de ontwikkelingslanden een verdergaande bijdrage te vragen. Tot nog toe ontbreekt het de rijke landen aan geloofwaardigheid. De uitstoot van CO2stijgt in vrijwel alle rijke landen als gevolg van de consumptiegroei. In de meeste rijke landen is zelfs van een beginnend beleid nog nauwelijks sprake. Gelukkig is er ook een aantal positieve ontwikkelingen. Er is een groeiend optimisme dat we de CO2-uitstoot op termijn met 80 procent of meer kunnen verminderen. Het is mogelijk economische groei te combineren met een geleidelijke daling van de CO2-uitstoot. Door te kiezen voor veel zuiniger auto's, zuiniger woningen en kantoren, zuiniger apparaten en meer efficiënte industriële processen kan het energiegebruik ondanks de economische groei ongeveer gelijk blijven. Door de inzet van windenergie, zonne-energie en biomassa is een langzame daling van de uitstoot mogelijk. Een snelle daling wordt haalbaar als we bovendien kiezen voor de omzetting van aardgas in waterstof plus CO2en de CO2opslaan onder de grond. Al deze oplossingen zijn niet gratis. De totale kosten worden geschat op 1 à 2 procent van het bruto nationaal product (bnp). Dat is niet weinig. Als we ons echter realiseren dat het bnp jaarlijks met 2 tot 3 procent groeit, valt het goed op te brengen. Ook politiek is er sprake van voortgang. In Kyoto is afgesproken dat de rijke landen de uitstoot van broeikasgassen in 2010 ten opzichte van 1990 met gemiddeld 5 procent moeten terugdringen. Deze verplichting mag deels worden ingevuld via maatregelen elders. De Kyoto-afspraak kan een kleine, maar belangrijke eerste stap worden. Veel hangt af van de manier waarop de 'details' van dit verdrag worden uitgewerkt. De onderhandelingen hierover worden hopelijk volgend jaar november op de nieuwe klimaattop in Den Haag afgerond. Als gastheer heeft Nederland daarbij een speciale verantwoordelijkheid. De sfeer op en rond een dergelijke conferentie wordt mede bepaald door de geloofwaardigheid van het beleid van het gastland. Hoe zit het met deze geloofwaardigheid? Nederland heeft de afgelopen jaren enkele belangrijke stappen in de goede richting gezet. Er is een behoorlijke energiebelasting voor kleinverbruikers ingevoerd. Er is een bedrag van ongeveer 1 miljard gulden per jaar gereserveerd voor energiebesparing en duurzame energie. Kolencentrales worden verplicht biomassa bij te stoken of op aardgas over te schakelen. Deze maatregelen zijn echter nog onvoldoende om een trendbreuk in CO2-emissies te realiseren. Zonder verdere tegenvallers zal de uitstoot tot 2010 naar verwachting nog licht blijven stijgen tot zo'n 14 procent boven het niveau van 1990. Nederland wil zijn Kyoto-verplichting halen door op grote schaal vervuilingsrechten te kopen via de financiering van maatregelen in ontwikkelingslanden en Oost-Europa. Hoewel dit formeel mag, is het evident dat geen enkel derdewereldland in een dergelijk afkoopbeleid een stimulans zal zien om in de toekomst ook verplichtingen op zich te nemen. Temeer daar de Nederlandse regering de bizarre keuze heeft gemaakt het geld voor de maatregelen in ontwikkelingslanden, 500 miljoen gulden, uit de pot van ontwikkelingssamenwerking te halen. Daar kan minister Pronk volgend jaar november in Den Haag echt niet mee wegkomen. Sible Schöne is verbonden aan het Wereld Natuurfonds |