Wetenschap 9 november 1999

Tijdschrift ”The Lancet” publiceert omstreden onderzoek

Verhitte discussie over genpiepers

Door Helma Rebel-Struijk
Genetisch gemanipuleerde aardappelen maken ziek, meldde de Britse onderzoeker Dr. Arpad Pusztai onlangs in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift ”The Lancet”. Na maandenlange discussie besloot de hoofdredactie Pusztais artikel te publiceren, „om bij te dragen aan de publieke discussie over genetisch gemanipuleerd voedsel.”

Met een televisiedocumentaire over genetisch gemanipuleerde voeding, eind zomer 1998, begint het verhaal. Dr. Arpad Pusztai, onderzoeker aan het gerenommeerde Rowett Research Institute in Aberdeen, presenteert tijdens die uitzending zijn voorlopige onderzoeksresultaten. Die liegen er niet om: ratten worden ziek van een dieet van genetisch veranderde aardappelen. Ze vertonen een lichte groeiachterstand en hun immuunsysteem is aangetast.

De aardappelen bevatten een gen van het sneeuwklokje. Daardoor produceert de plant een lectine, het GNA (Galanthus nivalis agglutinine). Lectines zijn giftige stoffen die van nature in veel planten voorkomen en bescherming bieden tegen insecten. Sommige lectines zijn onschuldig voor de mens, zoals ook het sneeuwklokjeslectine.

Het Rowett Research Institute legt Pusztai zwijgplicht op, onderwerpt zijn resultaten aan een grondig heronderzoek en verwijst ze vervolgens naar de prullenbak. Rapport na rapport verschijnt. Nu eens krijgt Pusztai bijval, zoals van een commissie van 23 wetenschappers – niet eens uit het veld van de moleculaire biologie. Dan weer wordt zijn werk volledig afgekraakt, bijvoorbeeld in het jongste rapport van de Engelse Royal Society. Die komt tot het vernietigende oordeel dat het onderzoek „gebreken vertoont wat betreft opzet, uitvoering en analyse van de resultaten. Er kunnen geen conclusies uit worden getrokken.”

Commentaar
Publicatie van de resultaten van Pusztais onderzoek in een wetenschappelijk tijdschrift blijft echter uit. Tot enkele weken geleden, als ”The Lancet” zijn artikel afdrukt, bijna een jaar nadat de Britse wetenschapper en zijn collega Stanley Ewen hun werk hebben opgestuurd. In dezelfde editie verschijnt een uitgebreid commentaar van hoofdredacteur Richard Horton over de kwestie, en becommentariëren ook drie Wageningse wetenschappers het werk van Pusztai en dat van vier andere Britse wetenschappers die in dezelfde Lancet schrijven over de effecten van het GNA-lectine op menselijke bloedcellen.

De Wageningers H. A. Kuiper, H. Noteborn en A. Peijnenburg laten weinig heel van de onderzoeken. Zo zouden Pusztai en Ewen zeggen dat de nadelige effecten van de gemanipuleerde aardappelen te wijten zijn aan veranderingen in de samenstelling van de aardappelen. Bij het veranderen van één eigenschap is het namelijk niet ondenkbaar dat de verhouding van de voedingsstoffen in de knol verandert. „Maar gegevens over de samenstelling ontbreken”, concluderen de drie verbaasd. „Het is nu niet duidelijk of die veranderingen worden veroorzaakt door natuurlijke variatie of door de genetische manipulatie.”

Een mogelijke verklaring voor de groeiachterstand en immuunproblemen van de ratten zou wel eens ondervoeding kunnen zijn, menen de commentators. „Het aardappeldieet bevatte ongeveer 6 procent eiwit. Er is overtuigend bewijs dat eiwittekort en ondervoeding de groei, ontwikkeling en het immuunsysteem van ratten nadelig beïnvloedt.” Normaal gesproken bevat rattenvoeding ongeveer 15 procent eiwit.

Over de opzet van het experiment zijn ook dr. Kuiper en zijn collega's van het Rijks-Kwaliteitinstituut voor Land- en Tuinbouwproducten (Rikilt) niet erg te spreken. „Het is onvolledig, er zijn te weinig proefdieren gebruikt (zes per groep), een goede controlegroep met een dieet van standaard rattenvoedsel ontbreekt. Daarom is het moeilijk een juiste conclusie uit de resultaten te trekken, en kun je al helemaal niet zeggen dat de genetische manipulatie van aardappelen nadelige effecten heeft op ratten.”

Vragen
Het bijzondere aan het hele verhaal is dat de zes referenten, deskundigen die een onderzoek onder de loep nemen voordat een verhaal wordt gepubliceerd, ook vragen hebben opgeworpen over Pusztais werk. Zo wilden zij opheldering over de opzet van de studie, de uitvoering van de experimenten en de statistische verwerking van de resultaten. Enkelen adviseerden ”The Lancet” het artikel niet op te nemen, anderen moedigden het tijdschrift juist aan het verhaal te publiceren. Ewen en Pusztai herschreven hun artikel drie keer om tegemoet te komen aan de kritiek.

Uiteindelijk publiceert The Lancet toch. Het is uitzonderlijk dat de hoofdredactie de mening van referenten opzij schuift. In de regel hebben die het laatste woord. Daar komt bij dat buitenstaanders acceptatie van een artikel door een gerenommeerd wetenschappelijke tijdschrift zien als certificaat van kwaliteit en betrouwbaarheid. Richard Horton zegt dat „publicatie geen rehabilitatie is van Pusztai. Het moet bijdragen aan de publieke discussie over genetische manipulatie.” Maar onbedoeld zou hij daarmee wel eens een discussie over de betrouwbaarheid van vaktijdschriften in gang kunnen zetten.

Evenwichtig
Volgens voedselveiligheidsdeskundige Kuiper hoort het onderzoek van Pusztai vanwege de slechte kwaliteit niet in ”The Lancet” thuis. „Iedere fatsoenlijke wetenschapper weet wat eraan schort. Maar het tijdschrift heeft duidelijk aangegeven waarom het tóch publiceert en heeft ons verzocht commentaar te leveren. Dat is een evenwichtige aanpak. Ik zou als redactie wel de namen van de referenten genoemd hebben en hun rapporten hebben gepubliceerd. Daar ben ik zelf trouwens erg benieuwd naar.”

Kuiper is blij dat de onderzoeksgegevens nu eindelijk in de publieke arena terecht zijn gekomen. „Dat komt de discussie ten goede. Tot nu toe heeft die zich beperkt tot wel of geen publicatie van Pusztais werk. Je bent voor- of tegenstander van hem, daartussen is niets meer. Ik zou de discussie graag terugvoeren naar het punt waar het werkelijk om draait: er moeten goede methoden komen om de veiligheid van genetisch gemanipuleerd voedsel te testen.”