Wetenschap 2 november 1999

Resultaat inventarisatie paddestoelen overtreft ieders verwachting

Zwammen in Amsterdam

Door T. J. Lucas
Blozende stinkvezelkop, greppelmelkzwam, rode vloksteelgordijnzwam, klein mestplooirokje, anijschampignon. Rob Chrispijn en een groepje paddestoelfanatici ontdekten in de hoofdstad paddestoelen met wonderbaarlijke namen. Tot hun grote verbazing vonden de onderzoekers de afgelopen vijf jaar in Amsterdam meer dan 1100 soorten. Ze bundelden hun bevindingen in het boek ”Champignons in de Jordaan”.

„De wereld van de paddestoelen is en blijft mysterieus. Zó zie je er bijna niet één, en zó wemelt het ervan. In allerlei vormen, afmetingen en kleuren. Ik blijf me er altijd over verbazen. Hoe is het in de wereld mogelijk, zo'n rijkdom aan verschijningsvormen. Waar komen ze vandaan?” Als Chrispijn over paddestoelen praat, is heel zijn wezen erbij betrokken. „Vaak vraag ik mij af: Waarom staat deze paddestoel eigenlijk hier in dit simpele Amsterdamse stadsplantsoentje, en bijvoorbeeld niet in een natuurgebied?”

”Champignons in de Jordaan” is het vijfde deel in een reeks over natuur in Amsterdam. Diverse auteurs beschrijven ruim 300 soorten paddestoelen. Tekeningen, kleurenfoto's en stadskaarten verluchten de uitgave. Tot voor vijf jaar was van 500 soorten bekend dat ze in de hoofdstad voorkwamen. Met een stel vrienden, onder wie de stadsecoloog Martin Melchers, Artis-huisfotograaf Fred Nordheim en NS-landschapsarchitect Geert Timmermans, ging tekstschrijver Rob Chrispijn aan de slag in Amsterdam en omgeving. Zij deelden Groot Amsterdam in kilometerhokken in, en met een groep kenners kamden ze het hele gebied ten minste twee keer uit. Als ze bij de naamgeving van sommige soorten vastliepen, bood het Rijksherbarium of het inmiddels door bezuinigingen gesneuvelde Biologisch Centrum Wijster uitkomst.

Rode lijst
De inventarisatie leverde een indrukwekkende soortenlijst op. Van de dik 1100 staan er ten minste 200 op de Rode lijst. Het onderzoek leverde ook nieuwe kennis op: de champignonparasol en de tere champignonparasol, die in heel Europa uiterst zeldzaam zouden zijn, bleken in Amsterdam relatief veel voor te komen. Wellicht gaat dat ook op voor andere semi-stedelijke gebieden.

De Amstelveense Poel en een flink deel van de beukenlaan in het Amsterdamse Bos waren toppers: meer dan 400 soorten staken hier de kop op. Landelijk vertaald betekenen deze cijfers dat genoemde terreinen in de landelijke top-200 van mycologisch waardevolle gebieden de 160e plaats innemen. „Dat lijkt niet opzienbarend, maar het feit dat in stedelijk gebied –het toppunt van planning en regelzucht– zo veel verschijningen een plekje veroveren, dat is bijzonder”, vindt de Amsterdammer.

Oliecrisis
Chrispijn kent de stad op zijn duimpje. „Ik groeide op in de Pijp. Later verhuisden we naar Slotermeer. In de jaren vijftig struinde ik als tiener dagenlang door het Zand van Joop, zoals dat in de volksmond heette. Het was een immens groot terrein van opgespoten zand, het huidige westelijk havengebied. De oliecrisis van 1973 en de daaropvolgende economische recessie vertraagden de aanleg van havens. Er ontstond een schitterend natuurgebied van 20.000 hectare. De vogels daar boeiden me enorm. Toen ik voor het eerst een scholekster zag, droomde ik van dat schitterende dier.”

Pas twaalf jaar geleden begon Rob serieus werk te maken van paddestoelen. „Het was tijdens een warme, vochtige augustusmaand. De condities voor paddestoelen waren meer dan uitstekend. Overal waar ik kwam, braken de paddestoelen uit in menigte. In de meest uiteenlopende kleuren, van groot tot klein en in verbazingwekkende vormen. Ik voelde me ronduit dom, omdat ik ze niet kon benoemen. 'k Haalde er een boek bij en ik bleef net zo lang bij een zwam zitten totdat de naam me bekend was. De eerste die ik determineerde was de kleefsteelstropharia.”

Chrispijn meldde zich vervolgens aan als lid bij de Nederlandse Mycologische Vereniging in Baarn. De ene excursie volgde op de andere. Met groot fanatisme begon hij de wereld van de paddestoelen te verkennen. „Pas na een jaar begon het leuk te worden”, vertelt de amateur-mycoloog. „Het is een ingewikkelde wereld. Je hebt met zo veel raadsels te maken. Waarom verspreidt een stinkzwam zo'n weerzinwekkende geur? Hij trekt daardoor vliegen aan, maar die heeft hij helemaal niet nodig voor bevruchting of verspreiding.

Nog wat: Hoe is het mogelijk dat het mycelium (zwamvlok, een ondergronds stelsel van schimmeldraden waaruit de paddestoel opkomt) van een bepaalde soort wel 500 jaar oud kan worden? En waarom groeit een paddestoel op een bepaalde plaats? Verder blijkt dat er zwammen zijn die onder minder gunstige omstandigheden wel vier jaar ondergronds blijven.”

Kritisch
Paddestoelen zijn uiterst kritisch als het gaat om de grondsoort. Zand, klei, leem en veen trekken elk hun eigen soorten aan. Bij zand en klei speelt ook de hoeveelheid aanwezige kalk een belangrijke rol. Verder bestaan er samenlevingsverbanden tussen houtige gewassen en paddestoelen. Een bekend voorbeeld daarvan is de vliegenzwam. De draden of hyfen van het mycelium omgeven de haarwortels van de berk als een kousje. Zo wisselen beide organismen voedingsstoffen uit.

Straatchampignons aan de Bloemgracht, een wollige bundelzwam op de houten sokkel van een standbeeld in Artis, paddestoelenweelde in het Amstelpark en op de Oosterbegraafplaats. Zelfs op de zwaarvervuilde stortplaats aan de Diemerzeedijk schieten ze de grond uit. Chrispijn: „Daardoor lijkt het wel of de bodemvervuiling er niet toe doet, maar dat is niet waar. Zwammen hebben wel degelijk te lijden van de gevolgen van de vermesting van de bodem. De cantharel bijvoorbeeld is vrijwel verdwenen doordat de ondergroei en de strooisellaag in onze bossen zo dik worden dat hij er niet meer door kan komen.”

Sinds de Amsterdammer de paddestoel ontdekte, vindt hij Nederland weer leuk. „In ons land is alles sinds een paar decennia recht, rendabel en saai. Tegenwoordig kijk ik maar naar de grond. Dan heb ik geen last van de horizonvervuiling. Als ik met paddestoelen bezig ben, denk ik: Wat is de natuur nog rijk. Dan overheerst bij mij de verwondering.”

Mede n.a.v. ”Champignons in de Jordaan” door Rob Chrispijn e.a.; uitg. Schuyt & Co, Haarlem, 1999; ISBN 90 6097 537 5; ƒ 39,50. Eerder verschenen in deze serie ”Haring in het IJ”, ”Van muurbloem tot straatmadelief”, ”Sijsjes en drijfsijsjes” en ”Paardenbijters en mensentreiters”.