Wetenschap 19 oktober 1999

Jeugdige vrijheidsstrijders
op het wereldwijde web

Door Helma Rebel-Struijk
Alice bivakkeert tijdelijk in China. Een interessant land, maar ze blijft graag op de hoogte van het nieuws in haar thuisland, Amerika. Zo moeilijk zou dat niet hoeven te zijn: via de internetsite van CNN is ze de hele dag voorzien van actualiteiten. Er is echter één probleem: www.cnn.com komt niet door de Chinese ”firewall” heen, een 'omheining' rond een computernetwerk die in- en uitgaande gegevens controleert en zonodig tegenhoudt.

De Amerikaanse is niet voor één gat te vangen. Ze typt een ingewikkelde code in de balk van de browser op haar pc, die automatisch een boodschap stuurt naar vriend Bob in de Verenigde Staten. Zijn computer haalt de homepage van CNN op en stuurt die direct door naar Alice. Even later ziet zij op haar scherm het belangrijkste nieuws van die dag.

De techniek waarmee Alice de Chinese firewall weet te omzeilen, heet ”Anti-Censorship Proxy”. In werkelijkheid is de procedure ingewikkelder dan hier is beschreven. Want op de manier waarop de twee Amerikanen te werk gingen, kan de controlerende computer er nog altijd achter komen om welk internetadres Alice heeft gevraagd. Daarom zijn er inmiddels ook allerlei methoden ontwikkeld om dat adres te versluieren. Zelfs de inhoud van de pagina is over niet al te lange tijd te versleutelen.

De Anti-Censorship Proxy is een wapen in de strijd tegen 'censuur' op internet. Bennett Haselton, een voorvechter van internetvrijheid, lichtte de methode om internetcensuur te omzeilen toe op een bijeenkomst over computers, vrijheid en internet die eerder dit jaar in Washington werd gehouden. De twintigjarige Amerikaanse wiskundestudent is het kopstuk van ”Peacefire” (vredevuur).

Serieus
Meer dan 3300 jongeren hebben zich inmiddels aangesloten bij de vereniging, die zegt op te komen voor de belangen van jongeren onder de 18 jaar in het debat over vrijheid van meningsuiting op internet. Dat klinkt serieus en vrij ongevaarlijk. Het gesprek over welke informatie wel of niet geschikt is voor jongeren, hoeft immers niet alleen te worden gevoerd door hun ouders. Een dialoog daarover kan in beide richtingen verhelderend werken.

Maar wie wat verder snuffelt op de site van de jongerenorganisatie komt er al gauw achter dat ”Vredevuur” niet zo vredig is als het lijkt. Je leert daar bijvoorbeeld van alles over het omzeilen van filterprogramma's: „Hoe CyberPatrol onschadelijk te maken. Voor de aanbevolen methode: klik hier. Zie ook de alternatieve methodes.” Een duidelijke motivatie voor het aanreiken van inbraakmateriaal ontbreekt. Wat beweegt de Peacefire-jongeren ertoe om de gekste manieren te verzinnen voor het ondergraven van filtering? Waarom vinden zij het verkeerd als hun de toegang wordt geweigerd tot de site van het tijdschrift Playboy?

Een soortgelijke beweging, het Censorware Project, spreekt zich hierover duidelijker uit. Deze groep wil het fenomeen ”censorware” aan de kaak stellen, „software die is ontwikkeld om iemand anders te beletten informatie te ontvangen of te verzenden, meestal via internet.” Internet is zonder twijfel nuttig, zegt het Censorware Project, maar filterprogramma's doen dat teniet. „Het is als een mondprop die je belet om te spreken, of een blinddoek die kijken onmogelijk maakt”, en even verder: „De belofte van de internettechnologie –wereldwijde maar toch persoonlijke communicatie, grenzen doorbrekend– wordt van ons gestolen, en we weten het niet eens, want de 'zwarte lijsten' zijn geheim.”

Lachwekkend
Het lijkt erop dat de anticensuurbeweging niet in wíl zien dat internet wel degelijk gevaarlijk kan zijn. De argumenten komen soms bijna lachwekkend over. „Het is echt nog nooit voorgekomen dat informatie van het scherm afspringt en iemand doodslaat. Honderden mensen overlijden dagelijks aan auto-ongelukken, niemand is ooit overleden door Playboy op internet te bekijken.” Dat iemand ook schade kan lijden aan zijn ziel, doet blijkbaar niet terzake.

Toch stellen de vrijheidsstrijders op internet terecht de zwakke punten van veel filteroplossingen aan de kaak. Aan de ene kant laten de elektronische oppasprogramma's voor kinderen schadelijke pagina's door, terwijl aan de andere kant volkomen onschuldige pagina's op de zwarte lijsten voorkomen. Dat nadeel vloeit voort uit de manier waarop pagina's worden beoordeeld: in de meeste gevallen elektronisch, door te zoeken naar woorden of woordcombinaties.

Terecht ook stelt het Censorware Project de claims van filtermakers aan de kaak. „AltaVista is een reus van een zoekmachine als het gaat om computercapaciteit, bandbreedte, personeel en budget. Die kan maar eenvijfde van internet indexeren. Hoe kunnen filtermakers –die van dat alles veel minder hebben– dan beweren het hele internet beoordeeld te hebben, zelfs met mensenogen?”

Het blijft echter jammer dat Peacefire en het Censorware Project –en met hen vele anderen– filterprogramma's zien als een inbreuk op hun vrijheid, terwijl die bedoeld zijn om gebruikers niet bloot te laten staan aan verleidingen. Waren ze hiervan overtuigd, dan zouden de slimme jongens achter de kraakprogramma's hun krachten in kunnen zetten om filterprogramma's te verbeteren. Daarmee zou meteen een van hun kritiekpunten wegvallen.