Wetenschap 5 oktober 1999

KNMI: We staan aan vooravond van wereldwijde opwarming

El Niño laat Nederland koud

Door J. Reijnoudt
El Niño, het kerstjongetje, dat in Peru en omstreken berucht is om zijn invloed op weer en klimaat, richt in Nederland weinig uit. Een sterke El Niño kan hier zorgen voor een beetje natter voorjaar. Misschien heeft Nederland dan toch meer te duchten van een versterkt broeikaseffect. „Wij staan aan de vooravond van een wereldwijde opwarming...”

Dit keer is het geen bangmakerij van milieufreaks. Het zinnetje staat in ”De toestand van het klimaat in Nederland 1999”, het driejaarlijkse klimaatrapport van het KNMI, dat vorige week in de buitenlucht kwam. Dat is geen totaalanalyse, zoals de titel enigszins doet vermoeden. Het rapport gaat hoofdzakelijk in op El Niño, de Noord-Atlantische Oscillatie, oftewel: de luchtdrukverschillen tussen IJsland en de Azoren en het broeikaseffect.

El Niño, zegt het KNMI, beïnvloedt het weer in Nederland nauwelijks, maar de gevolgen zijn wel in de lenteneerslag terug te vinden. El Niño is een klimaatschommeling die zich voor de kust van Zuid-Amerika afspeelt en vooral in Peru grote effecten kan veroorzaken. Gemiddeld treedt het verschijnsel eens in de zes tot zeven jaar op en altijd met Kerst, vandaar de naam El Niño, Spaans voor het (kerst)jongetje.

Normaal stroomt er voor de kust van Peru een koude zeestroom van zuid naar noord en bovendien welt er koud water op. Als er echter warm oceaanwater uit de buurt van de evenaar in slaagt om, over de koude zeestroom heen, de kust van Peru te bereiken, slaat daar het stabiele woestijnklimaat om in een soort tropisch buienklimaat, met alle gevolgen van dien. Zelfs de vis blijft weg.

Natte moesson
Inmiddels staat vast dat El Niño ook grote effecten heeft op het wereldklimaat. Zo blijkt dat, volgend op zo'n warme Kerst, de natte moesson in Indonesië wegblijft en Noord-Australië dan eveneens met grote droogte heeft te kampen. KNMI-onderzoek aan meetreeksen van Europese stations laat zien dat er invloed van El Niño is op de lenteneerslag in een strook die zich van Engeland tot de Oekraïne uitstrekt. „De drie lentes na de drie sterkste El Niño's, die van 1877/78, 1982/83 en 1997/98, waren inderdaad veel natter dan normaal”, aldus het KNMI.

Veel belangrijker voor het Nederlandse weer is de Noord-Atlantische Oscillatie. Dat is de variatie in de luchtdrukverschillen tussen de overwegend lage druk boven IJsland en de meestal hoge druk boven de Azoren. De oscillatie houdt in dat het luchtdrukverschil jaren achtereen groter kan zijn dan normaal en dan weer een tijdlang lager dan normaal.

De achterliggende jaren was het drukverschil groter dan normaal. Daardoor kan de wind uit het westen langer standhouden en dat levert zacht weer op. Over de afgelopen twintig jaar ziet het KNMI een groter luchtdrukverschil tussen IJsland en de Azoren, van „ongewone sterkte en persistentie.”

Zeespiegelstijging
Over de toekomst van het mondiale klimaat schrijft het hoofd klimaatonderzoek, dr. A. P. M. Baede: „Met enige voorzichtigheid kunnen we vaststellen dat de door de mens veroorzaakte wereldwijd gemiddelde temperatuurverandering alleen dan beperkt kan worden tot minder dan 2 graden Celsius als geïndustrialiseerde én ontwikkelingslanden na 2010 hun uitstoot (van broeikasgassen, JR) aanzienlijk terugbrengen. Een wereldwijd gemiddelde, door de mensen veroorzaakte zeespiegelstijging van 20 centimeter lijkt al niet meer te vermijden.”

Baede concludeert: „Wij staan aan de vooravond van een wereldwijde opwarming door het broeikaseffect.” Dat verschijnsel wat temperen, is alleen mogelijk met mondiale inspanning. Op de wereldklimaatconferenties in Kyoto (1997) en Buenos Aires (1998) is echter zonneklaar duidelijk geworden dat noch de westerse wereld noch de ontwikkelingslanden binnenkort enthousiast de uitstoot van broeikasgassen zullen beperken.