Wetenschap 5 oktober 1999

Aantal proefdieren in kwarteeuw gehalveerd

Een varken op de operatietafel

Door S. M. de Bruijn
De varkens van het Utrechtse Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium (GDL) hebben gisteren, ter ere van Werelddierendag, geen strikje in hun staart gekregen. Zelfs een extra schepje korrels kan er maar met moeite af. De meeste van de tientallen knorrende viervoeters in het lab maken deel uit van een wetenschappelijk experiment. Ze krijgen zoveel mogelijk dezelfde behandeling, zodat de uitkomsten van de proeven goed vergelijkbaar zijn. Hun krulstaart is geknipt en het voer wordt zorgvuldig gedoseerd.

Toch zijn er weinig varkens in Nederland die zo'n intensieve verzorging krijgen als de dieren van het GDL, het laboratorium dat vorige week vrijdag zijn tienjarig bestaan vierde. Kamer V1 –waarom zou je dit nog een stal noemen?– bergt veertien varkens, op oranjerode roosters, een halve meter boven de grond. De vloer is even brandschoon als de dieren zelf. Geen afgekloven oren of schrammen op de rug, slechts hier en daar een vlieg.

Een groot deel van de varkens zal het nog verder schoppen en belandt uiteindelijk op de operatiekamer, een paar verdiepingen hoger in het laboratorium. Dat betekent letterlijk intensive care, want na de ingreep krijgen de dieren dag en nacht verzorging en astronautenvoeding, net als een echte patiënt.

„Onze varkens zijn wereldberoemd vanwege de hartchirurgie die we op hen toepassen”, zegt dr. H. Schellekens, sinds twee jaar directeur van het GDL. „We oefenen hier bijvoorbeeld bypassoperaties waarbij niet de hele borstkas opengelegd hoeft te worden. We voeren een kijkoperatie uit door een klein gaatje, met een soort robot.”

Op blauwe plastic kousenvoeten en gehuld in een witte jas opent Schellekens de ene na de andere deur van het laboratorium. De zuurstokkleuren in het gebouw en de lucht die er hangt roepen de sfeer van een kinderboerderij op. De soorten dieren die er rondlopen ook: konijnen voor onderzoek naar antistoffen, teckels met een metalen pin in hun knie, katten voor het testen van vlooienbanden en geiten met een rij hechtingen op hun rug of waarbij een stukje van het kniegewricht vervangen is door botvlies uit het scheenbeen. Jaarlijks 'verbruikt' het laboratorium een kudde van 55.000 proefdieren, waarvan het grootste deel (50.000) muizen en ratten.

Eer
Veel van Schellekens' dieren hebben de eer een nieuw type medische behandeling te ondergaan. Eer? Een striptekening laat een muis zien die tegen haar buurvrouw opschept: „Ik ben zo trots! Al mijn kinderen gaan in het onderzoek.”

Marja Zuidgeest, directeur van de Vereniging Proefdier Vrij, kijkt daar toch iets anders tegenaan. Varkens horen in de modder en niet op een kunststof rooster, ook niet als het om dierproeven voor medisch onderzoek gaat. „Je moet een dier niet in een kooitje stoppen. De mens is niet superieur, je mag een dier niet gebruiken, niet opofferen ten gunste van de mens. Een dier is geen stoel of tafel maar heeft een eigenwaarde, die we moeten respecteren.”

Zuidgeest, vorige week ook te gast op het verjaardagsfeestje van het GDL, zou het liefst zien dat in 2025 het aantal proefdieren is teruggebracht tot nul. Theoretisch moet dat lukken, want in de afgelopen 25 jaar is het 'verbruik' van proefdieren in Nederland gehalveerd van 1,6 miljoen tot 700.000 per jaar. Een kwarteeuw verder, en we zitten op nul. Die rekensom deugt niet, want de laatste jaren vlakt de daling af en de meeste wetenschappers verwachten dat ze slechts langzaam verder afneemt, tot enkele honderdduizenden per jaar.

De daling komt vooral doordat er steeds meer alternatieven bedacht worden. Biologiestudenten en artsen in opleiding hoeven steeds minder te snijden. Cel- en weefselkweken of computermodellen vervangen proeven met dieren. Scanapparatuur maakt het mogelijk het verloop van een ziekte te volgen, zodat je niet vier groepen muizen na een, twee, drie of vier weken hoeft te doden, maar één groep drie keer kunt 'doorlichten' en na vier weken doden.

Soms blijken experimenten met apen ook mogelijk bij muizen. Schellekens: „Poliovaccins testten we vroeger op een apensoort, makaken, om te zien of ze geen hersenbeschadiging veroorzaakten. Nu hebben we een genetisch gemanipuleerde muizenstam die de menselijke 'antenne' voor het poliovirus in zich heeft, waar we de vaccins op kunnen testen.”

Tweede Wereldoorlog
Nul dierproeven in 2025 is onhaalbaar, denkt prof. dr. R. S. Reneman, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. „Je kunt veel met celkweken, maar de ultieme proef moet je met dieren doen. Geen enkele wetenschapper vindt het prettig om dieren op te offeren voor z'n experimenten.” Hij verwijst naar allerlei gruwelijke experimenten die de nazi's in de Tweede Wereldoorlog met mensen uitvoerden. „Daarom is in 1949 in de Neurenberg-code vastgelegd dat medische proeven eerst met dieren moeten gebeuren. Als je naar nul proefdieren wilt, moet je die Neurenberg-code opzijzetten. Dan ga je de mens blootstellen aan hogere risico's dan je een dier wilt aandoen.”

Reneman denkt dat er wel winst te halen valt in het onderzoek naar vaccins en giftige stoffen. „Daar gaat bijna de helft van het aantal proefdieren aan op, omdat de overheid in het grijze verleden vastgelegd heeft dat die stoffen op een hele batterij proefdieren moeten worden getest. Een deel van de tests is flauwekul. Bovendien is het erg duur voor de industrie.” De ook aanwezige ”dierenbeschermer van het jaar”, RPF-kamerlid D. Stellingwerf, belooft het onderwerp in de Tweede Kamer aan de orde te stellen.

Desondanks vindt Reneman dat Nederland vooroploopt met de wetgeving rond proefdieren. „Er is geen enkel land in de buurt waar het zo goed geregeld is als bij ons.” Zuidgeest: „Ik vraag me af of de dieren daar ook zo over denken.”

Darmpatiënten
Het varken op de operatiekamer van het GDL knort er niet minder om. Bij de achterkant van de verrijdbare kooi ligt een kraammatras, om de smetteloze vloer te vrijwaren van urine. Naast het dier staat chirurg dr. C. J. H. M. van Laarhoven van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Niemand hoeft de arts te overtuigen van het nut van dierproeven. De afgelopen jaren opereerde hij achttien varkens om een nieuwe behandeling te vinden voor darmpatiënten. Het gaat om mensen die lijden aan een ontsteking van het slijmvlies van de dikke darm, colitis ulcerosa, zo'n 15.000 patiënten in Nederland.

„Bij ongeveer de helft van hen verwijderen we de dikke darm en de blindedarm, waarbij we de dunne darm aansluiten op een stoma, een kunstmatige zijuitgang in de buikwand. Voor jonge mensen is dat heel ingrijpend. Sinds een jaar of twintig is het mogelijk om de dunne darm rechtstreeks aan te sluiten op de anus, zodat de patiënt de ontlasting weer op de normale manier kwijtraakt. Die operatie geeft echter in een op de vier gevallen ernstige complicaties: lekkage, schade aan de kringspieren of seksuele stoornissen.

We hebben nu een alternatieve behandeling waarbij we de endeldarm sparen maar het zieke slijmvlies ervan verwijderen. Van het staartje van de dunne darm verwijderen we de buitenkant tot alleen het slijmvlies overblijft. Daarna bevestigen we de dunne darm aan de endeldarm, waarbij we het gezonde slijmvlies langs de binnenzijde van de endeldarm bevestigen.

Dat hebben we bij achttien varkens geprobeerd. Varkens zijn goede modeldieren voor zo'n proef, want ze lijken op mensen, ze eten alles. Je moet als chirurg van goeden huize komen om het verschil tussen de darm van een varken en die van een mens te zien.”

Inmiddels is de operatie ook bij twaalf patiënten gelukt, zonder complicaties. Overmorgen zal Van Laarhoven een groep internationale chirurgen op de hoogte stellen van deze techniek, die uniek is in de wereld. Hij is ervan overtuigd dat het ontwikkelen van zo'n behandeling onmogelijk is zonder dierproeven. „Het is ondenkbaar dat je zo'n slijmvliestransplantatie ontwikkelt in een laboratorium of onder een microscoop en dat je daarvan zo overtuigd bent dat je die direct bij een patiënt durft toepassen, zonder het te testen op dieren.”