GigaPort-project omarmt oud principe Nederlandse Spoorwegen
Internetten eerste klasDoor W. L. van der Staaij Schiphol, Rotterdam en GigaPort. Niet alleen in de lucht en op het water, maar ook via de glasvezelkabel moet Nederland een belangrijk transportland worden. GigaPort, het project om een elektronische supersnelweg te ontwikkelen, is nu echter nog een proeftuin waar wordt geëxperimenteerd met nieuwe Internet-technologieën. De explosieve groei van Internet geeft steeds vaker problemen. Door het toenemend aantal bezoekers op het World Wide Web ontstaan opstoppingen op het net. Dat veroorzaakt niet alleen ergernis bij de gebruiker. Het dwarsboomt ook de realisering van veel toepassingen die geld kunnen opleveren zoals teleconferenties, digitale bibliotheken, elektronisch zakendoen en het op afstand gezamenlijk produceren van tekst. Het vereist echter wel de nodige bandbreedte om de steeds meer megabytes tellende bestanden door de telefoonkabels te stuwen. Ruimte die er niet is. De ICT-sector zoekt dan ook naarstig naar andere mogelijkheden met snelle verbindingen. Het bedrijfsleven en wetenschappers richten hun blik op de nieuwe generatie Internet, het zogenaamde Internet2. Dit project is een Amerikaans initiatief. Ruim 130 universiteiten, de regering en ICT-bedrijven in de Verenigde Staten werken samen aan de ontwikkeling van een supersnel netwerk voor het hoger onderwijs. We moeten mee met de ontwikkelingen, zegt dr. H. J. van der Lugt, wetenschappelijk medewerker van het Telematica Instituut in Enschede, de instelling die telematicatoepassingen onderzoekt. Daarom is het goed dat we een Nederlandse proeftuin hebben waar we alles kunnen testen. Er zit een groot verschil tussen volgen en een voorsprong hebben. Het laatste betekent dat we internationale bedrijven naar ons land kunnen aantrekken. De proeftuin is het GigaPort-project. De bedoeling van GigaPort is om in uiterlijk 2002 met een nieuw netwerk, Surfnet5 geheten, allerlei nieuwe Internet-toepassingen mogelijk te maken, verklaart Van der Lugt. We zijn in april dit jaar van start gegaan en lopen nog steeds goed op schema. Het project is een gezamenlijk initiatief van het bedrijfsleven, het Telematica Instituut, een drietal ministeries en enkele universiteiten. Het nieuwe netwerk moet supersnel zijn. Een bandbreedte van 80 gigabyte per seconde voor de nationale ruggengraat van het netwerk en verbindingen die oplopen tot 5 gigabyte per seconde naar het buitenland levert de gewenste verbreding van de digitale snelweg. Zelfs het nieuwste Amerikaanse netwerk Abilene, met een snelheid van zo'n 2,4 gigabyte per seconde, valt daarbij in het niet. Toch kan Abilene al binnen 1 seconde de volledige 30-delige Encyclopaedia Britannica over het net versturen. Levensbelang Internet is niet af. Het is nog niets, zegt Van der Lugt. Het versturen van kleine hoeveelheden tekst gaat nog wel, meer niet. Surfnet5 gaat daar verandering in brengen. De nu nog schokkerige videobeelden moeten niet meer van echte tv-beelden te onderscheiden zijn. Teleconferenties, teleleren en telewerken kunnen in populariteit stijgen, omdat kwaliteit en snelheid gegarandeerd zijn. Een videoconferentie mag niet onderbroken worden doordat beeld of geluid wegvalt. Een chirurg in Amerika die via Internet zijn collega in Nederland adviseert tijdens een operatie, moet constant on-line blijven. Internet is niet meer zo vrijblijvend als in de beginfase. We hebben te maken met andere gebruikers van het netwerk. De gezondheidszorg en het zakenleven stellen hoge eisen aan het netwerk. Als er fouten optreden, kost het geld. Of zelfs mensenlevens. Garanties Dikkere kabels moeten de kwaliteit van het Internet-verkeer garanderen. Het GigaPort-project onderzoekt ook de mogelijkheden van een aanvullend systeem: Quality of Service (QoS). Daarbij wordt het mogelijk een stukje bandbreedte van de kabel te reserveren. Momenteel geldt op Internet nog het recht van de eerste. Een e-mailtje van vader naar zoon krijgt dezelfde behandeling als een internationale teleconferentie. Quality of Service bekijkt de verkeersstromen en verstuurt bepaalde gegevens met voorrang. Het oude principe van de Nederlandse Spoorwegen komt dan om de hoek kijken: de mogelijkheid van de reiziger om eerste, tweede of derde klas te reizen. De eerste klas garandeerde een zitplaats en comfort, de derde klas was het goedkoopst, maar bood weinig luxe. Wie Internet eerste klas heeft, krijgt gegarandeerd een bepaalde bandbreedte. De continuïteit van een teleconferentie is dan gewaarborgd. Het e-mailtje van vader naar zoon reist derde klasse, en blijft afhankelijk van de intensiteit van het verkeer op het World Wide Web. Gratis Internet zal de laagste klasse, en dus de minste garanties bieden. Het aanleggen van de supersnelle, intercontinentale kabels kost veel geld. Het principe is duidelijk: wie kwaliteit wil, en onafhankelijk van eventuele drukte wil internetten, moet betalen, zegt Van der Lugt. Wie betaalt, heeft de zekerheid dat de gestuurde informatie niet verloren gaat. Tevreden De consument merkt nu in praktijk nog weinig van GigaPort. Daarentegen is het bedrijfsleven nauw betrokken bij het project. Het vereist voor bedrijven wel een rotsvast vertrouwen in Internet om geld te steken in iets wat nog niet direct geld oplevert. De overheid draagt 142 miljoen gulden aan het project bij en we rekenen op uiteindelijk 60 miljoen vanuit het bedrijfsleven. We liggen dit jaar goed op schema met de planning, verklaart Van der Lugt. KPN, Cap Gemini, IBM, Ericsson, NS, ING, Océ zijn inmiddels betrokken bij het project. Ook het onderwijs kijkt met belangstelling naar de mogelijkheden van teleleren. Voor de Open Universiteit bijvoorbeeld biedt het voldoende perspectief. De eerste experimenten lopen momenteel. We hebben inmiddels een aansluiting gerealiseerd op het Amerikaanse netwerk Abilene. Ons land is daarmee het eerste land in Europa dat een directe Internet2-verbinding met de VS heeft. Hoe de ontwikkelingen zullen verlopen, blijft koffiedik kijken. Gelukkig hoeven we het wiel niet alleen uit te vinden. In feite is GigaPort één nationaal laboratorium. |