Wetenschap 14 september 1999

Provinciale Landschappen zetten week lang de deuren open

Speuren naar klein gespuis

Door T. J. Lucas
Wel eens gehoord van de mierenleeuw, de grote beer en het vliegend hert? Of van de gewone nachtuil en de vorksprietgarnaal? Al klinken hun namen dreigend, ze zijn niet gevaarlijk. De geleedpotigen hebben hooguit hun naam tegen. Het klein, maar nuttig wemelend gespuis staat tijdens de Week van het Landschap in de schijnwerpers.

De Week van het Landschap, dit jaar van 18 tot en met 26 september, begint een begrip te worden en zeker niet alleen bij de donateurs van de Provinciale Landschappen. Een week lang staat in elke provincie een bepaald thema centraal. Deze keer is dat ”Klein Gespuis”. Gespuis? Ach, dat valt wel mee. Het begrip is gekozen om de aandacht van kinderen en grote mensen te vestigen op de krioelende schepseltjes in de lucht, op het land en in het water. Tijdens excursies wijzen gidsen op allerhande insecten en andere geleedpotigen die wij doorgaans over het hoofd zien.

Dat mag best een keer. Immers, pakweg driekwart van alle verschijningsvormen in het dierenrijk valt onder de hoofdafdeling geleedpotigen (Arthropoda), die meer dan een miljoen soorten telt. De Arthropoda zijn weer onderverdeeld in klassen, zoals insecten, duizendpoten, schaaldieren en spinachtigen. Een griezelig interessante wereld.

Dat vinden ook de mensen van Het Groninger Landschap. Van 18 tot en met 26 september –jammer genoeg is de zondag in het geding– legt deze in 1936 opgerichte stichting de loper uit op de Ennemaborg, om meteen zaterdagavond van start te gaan met een boeiende nachtvlinderexcursie.

Nachtvlinders
Met behulp van een groot wit laken met daarachter een felle lamp krijgt de bezoeker enig inzicht in wat er zoal in het avondlijk duister door het luchtruim fladdert. Flip Gazendam van de Vlinderstichting, een expert op dit gebied, geeft tekst en uitleg. Van alle vlindersoorten valt 95 procent onder de categorie nachtvlinders, dus de avond belooft even verrassend als leerzaam te zijn.

Speciaal voor de kinderen richt Het Groninger Landschap een doehoek in. Allerlei waterdiertjes krioelen door elkaar in aquaria. De kleintjes kunnen naar hartelust flodderen met water en kennismaken met het microleven onder de waterspiegel. Een projector vergroot watertorretjes tot decimeters grote monsters. Spannend!

Tijdens excursies door het terrein maken bezoekers kennis met het rijke insectenleven, maar ook de andere elementen in de natuur komen aan bod. Uilen, stootvogels en vleermuizen bijvoorbeeld. Als vanzelf komt ook de geschiedenis van het landgoed in beeld.

Monument
De Ennemaborg in Midwolda is een monument van de Groninger historie. Cultuur en natuur liggen hier vanouds in elkaars verlengde. Om dat zo te houden, kocht de stichting dit landgoed ter grootte van 410 hectare op in 1965. Van de prestigieuze baroktuin die toenmalig eigenaar Wilhelmus Hora in de zeventiende eeuw liet aanleggen, was zo goed als niets meer over.

„Dit huis duikt in 1391 voor het eerst op in de annalen. Het stond toen te boek als een zogenaamd steenhuis”, vertelt terreinbeheerder Bert Speelman (34). „Een steenhuis was, zoals de naam al doet vermoeden, een stevig stenen bouwsel. Het diende als graanopslag van de eigenaar landjonker Sebo Ennema, maar ook als vluchtplaats waarin de bevolking heul zocht bij naderend gevaar. Later werd het een heus kasteel met bijbehorende torens, een binnen- en een buitengracht. Twee eeuwen terug gooide Hora de binnengracht weer dicht en onder zijn slopershamer verdwenen ook de torens. Het huidige uiterlijk van de borg dateert van de achttiende eeuw.”

Er was werk aan de winkel voor Het Groninger Landschap. De structuur van de oude tuin was zo goed als verdwenen, en hoofd- en bijgebouwen zagen er meer dan haveloos uit. Na de restauratie van de borg en het koetshuis volgde in de jaren 1985-1987 de tuin. Opzij van de tweeënhalve kilometer lange laan die loodrecht op het borggebouw is aangelegd, plantte de stichting weer beukenhagen aan. De zichtas zelf had zwaar geleden onder de knagende tand des tijds: de stokoude beuken die deze eeuw nog haalden, kwamen twee decennia geleden ten val tijdens een verwoestende storm. Slechts twee dikke dode stompen staan nog overeind als getuigen van een grijs verleden.

„Een zichtas was vroeger een prestige-object. Hoe langer de laan, hoe imponerender. Het wekte de schijn dat je veel grond bezat. Dat hoefde natuurlijk geenszins het geval te zijn. Lengte maal breedte is oppervlakte. Als je goed om je heen kijkt, zie je dat de strook grond van deze borg betrekkelijk smal is”, wijst Speelman.

Rust
Het landgoed ademt rust. Het rollend gefluit in het zacht fluisterend geboomte verraadt de aanwezigheid van boomklevers. Ook het winterkoninkje roert zich, maar die zoekt het niet zo hoog. Het kleintje houdt het bij de vertrouwde beschutting van bramen en ander struikgewas. Onder de oude appelbomen vlakbij het hertenkamp 'mauwt' een pauw. Hij geneert zich niet, maar schreeuwt luidkeels. Het geluid dringt door tot diep in het achterliggende bos.

Het Midwolderbos is dorstig. Veel planten hangen slap of zijn de verwelking nabij. Lijsterbessen en Amerikaanse vogelkersen hebben, om zichzelf te beschermen, nu al een groot deel van hun bladeren laten vallen. De berken staan op het punt dezelfde strategie te volgen. Sloten bevatten nauwelijks water en greppels zijn kurkdroog.

„De gevolgen van een ruilverkaveling van het omringende landbouwgebied zijn hier overduidelijk zichtbaar”, gebaart Speelman. „Na de peilverlaging van 1975 begon ons terrein langzaam te verdrogen. Spijtig, maar het is helaas niet te keren. Omdat er dit jaar wel erg weinig regen viel, heeft de begroeiing het extra zwaar te verduren.”

Op elke meter bospad bevinden zich de hoefafdrukken van paarden. De terreinbeheerder: „Dat zijn de sporen van onze Koniks. Het Gronings Landschap schaarde deze hoefdieren in om voorwaarden te scheppen voor een meer gevarieerde begroeiing. We hebben er nu zo'n 35 lopen. Valt het je op dat de hoeven niet diep in de bodem indringen? Dat komt doordat hier op veel plaatsen een harde keileemlaag aan de oppervlakte ligt. Tal van bomen weten met hun wortels niet door deze grondsoort heen te boren en zoeken hun weg noodgedwongen vlak onder het maaiveld. Het is begrijpelijk dat ze bij een flinke storm extra risico lopen om om te waaien.”

Keutels
Rond het landgoed in Midwolda ontwikkelt het Groninger Landschap ook nieuwe natuur. Toen de A7 tussen de stad Groningen en de Duitse grens werd aangelegd, won de aannemer zand in de directe omgeving van de Ennemaborg. Zodoende ontstonden diepe en ondiepe plassen en meertjes. Vogels als de kluut en het visdiefje koloniseerden de geleidelijk aflopende oevers onmiddellijk. De libelle en tal van andersoortig klein gespuis waren ook van de partij. 's Winters zwerft hier ook weleens wat groters: de visarend. Eendensoorten, futen, dodaarsjes en blauwborstjes veroverden inmiddels een plaats op de lijst van broedvogels. Sinds het riet zich begint te ontwikkelen kan de opmerkzame bezoeker ook het metalen 'tsjing' van het baardmannetje horen. Reeën bevolken het gebied al van oudsher.

Op de terugwandeling naar het kasteel wijst Speelman naar de grond. Drie zwarte keutels liggen op een hoopje. „Die zijn van een vos”, verklaart hij. „Reintje laat zich nauwelijks zien, maar dat 'ie hier domicilie heeft, dat is zeker.”

Zie ook:
Week van het Landschap

Week van de Duisternis