Wetenschap7 september 1999

Militair idee groeit uit
tot net voor het volk

Door W. L. van der Staaij
Neil Armstrong is net terug van de beroemdste maanvlucht aller tijden. Meer dan een half miljoen Amerikaanse soldaten bevinden zich in Vietnam, als in Los Angeles een twintigtal geïnteresseerden toekijkt hoe twee computers dankzij een bijna 8 centimeter dikke kabel verbinding met elkaar zoeken.

De kalender vermeldt 2 september 1969. Het ARPA-net ziet het licht. Het Amerikaanse ministerie van Defensie is opgelucht. Er is eindelijk een net dat kan communiceren, ook al zou een deel ervan uitvallen. Het systeem is bovendien zo intelligent dat het dan zijn berichtjes via een alternatieve route stuurt. De angst voor een kernaanval door de Russen zit nog diep bij de Amerikanen.

Het aantal computers die verbinding met elkaar kunnen krijgen, kruipt binnen zeven maanden omhoog tot tien. In 1973 sluiten een Noorse en een Britse universiteit een computer aan op het ARPA-net. Het aantal aangesloten computers loopt op naar 23. Onderzoekers zitten niet stil en zoeken naarstig naar mogelijkheden om het ARPA-net te koppelen aan een groot aantal andere computernetwerken. Met de verdere groei van het aantal netwerken ontstaat tevens de behoefte om alles te kanaliseren. Wetenschappers richten daartoe in de VS de InterNetworking Group op. Dat zal later leiden tot de naam Internet.

Koninklijke e-mail
In de jaren zeventig ontstaan militaire en commerciële netwerken: Milnet en Telenet. De Britse vorstin Elizabeth baart in 1976 opzien door de eerste koninklijke e-mail te versturen. E-mailen is al vanaf 1972 mogelijk, maar slechts weinigen doen het.

Het zijn twee Amerikaanse studenten die de ontwikkelingen versnellen. Tom Truscott en Jim Ellis richten in 1979 Usenet op, de eerste on line-nieuwsgroepen. Op ieder moment van de dag kunnen wereldwijd mensen digitaal discussiëren over tal van onderwerpen.

Een topteam van wetenschappers onder wie Vincent Cerf en Bob Kahn stelt een programma op waarmee het ARPA-net kan communiceren met andere netwerken. Ze noemen het protocol TCP/IP. Deze algemene 'netwerktaal' wordt op nieuwjaarsdag 1983 tot standaard verheven. Internet staat voortaan in ieder woordenboek.

Een Amerikaanse universiteit sticht midden jaren tachtig Freenet. Internet-toegang is niet langer alleen mogelijk voor wetenschappers, maar staat ook open voor het publiek. Het aantal aansluitingen op Internet stijgt dan ook fors. Zijn in 1987 10.000 aansluitingen op Internet geregistreerd, nog geen jaar later verzesvoudigt dat aantal. De keerzijde van de medaille wordt pijnlijk duidelijk. De groeiende bezorgdheid over privacy en veiligheid op het net is niet ongegrond. Een computervirus legt eentiende van alle aangesloten computers plat.

Rijp
Desondanks taant de populariteit van Internet niet. Als in 1989 het 'verouderde' ARPA-net verdwijnt, telt Internet 100.000 aangesloten computers, de zogenaamde hosts. Dat aantal groeit verder dankzij ”hypertext”, een uitvinding in 1991 van Tim Berners-Lee. Via deze 'programmeertaal' HTML wordt het heel eenvoudig om teksten geschikt te maken voor publicatie op Internet. Zijn droom van een ”World Wide Web” wordt werkelijkheid. Dankzij deze toepassing kunnen Internet-gebruikers hun weg op het net eenvoudig zoeken. Als in 1993 ook Mosaic, de eerste web-browser, op de markt komt, stijgt het aantal hosts opzienbarend. Internet is nu rijp voor het grote publiek.

Aan het eind van de twintigste eeuw is een militair idee uitgegroeid tot een fenomeen van ongekende omvang. In meer dan 150 landen kijken zo'n 165 miljoen internetters niet meer op van doktersrecepten, routebeschrijvingen, handelen en winkelen via Internet.