Wetenschap4 mei 1999

Behoud cultuurhistorische elementen

Door H. Menke

Het is een interessant project dat het Waterschap Veluwe, in nauwe samenwerking met de gemeente Apeldoorn, met het herstel van de Winkewijert heeft voltooid. Het is voor het eerst dat een vroegere molenbeek, waarvan alleen de sprengen, de gegraven bronnen, nog intact waren, in haar oude loop weer tot stromen is gebracht. Wie aan Veluwse beken denkt, stelt zich eerder bronnen en watertjes voor in natuurgebieden of het agrarisch landschap dan in stadswijken. Vroeger was de Winkewijert ook zo'n beek –een van de vele van Apeldoorn– maar het hele stroomgebied is intussen in de stedelijke bebouwing opgenomen.

Apeldoorn is zich de laatste jaren goed bewust geworden wat zijn talrijke beken hebben betekend voor de welvaart en de groei van de stad. De beken, vaak kunstmatig aangelegd en voorzover van natuurlijke oorsprong dan toch sterk aangepast, hadden immers tot taak de raderen van de watermolens te doen draaien. Een groot deel van de Apeldoornse nijverheid dankte haar bestaan aan het stromende water; het ging om tientallen molens. Dat waren vooral papiermolens. Die hadden niet alleen de waterkracht nodig maar ook het zuivere Veluwse water voor de fabricage. De papiermolens werden eind 19e eeuw in veel gevallen omgezet in wasserijen. En hoewel de huidige industrieën het beekwater niet of nauwelijks meer gebruiken, zijn de eenvoudige historische watermolens de bakermat geweest voor ettelijke huidige grote Apeldoornse bedrijven.

Wat heeft de Bekenstichting nu met een en ander te maken? Deze stichting –voluit Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken– ontstond 20 jaar geleden. Dat was in de tijd dat het economisch nut van de Veluwse beken vrijwel was verdwenen. Ze werden dientengevolge niet meer onderhouden – alles wat aangelegd is blijft nu eenmaal alleen in stand bij geregeld onderhoud. Hun natuurlijke en historische waarden dreigden verloren te gaan.

Ook de overheden, met name de provincie Gelderland, zagen dat gevaar. De Bekenstichting kreeg als particuliere organisatie de faciliteiten en middelen om een aantal van de meest bedreigde beken te herstellen. In 1984 werden alle Veluwse beken onder waterschapsbeheer gebracht. Die ging de beken onderhouden en er werd een omvangrijk herstelprogramma voor de Veluwse beken opgezet. Flinke delen daarvan zijn inmiddels uitgevoerd.

De stichting bleef bestaan. Ze kreeg de gelegenheid bij de waterschappen haar specifieke kennis en ervaring in te brengen –voor hen waren sprengenbeken aanvankelijk een onbekend fenomeen– en mee te praten over de herstel- en onderhoudsplannen. Dat gebeurt nog steeds; ook in het Winkewijertproject heeft de stichting meegedacht.

Andere taken van de stichting groeiden. Belangrijkste daarvan is het interesse wekken bij een groter publiek voor het unieke karakter van de Veluwse beken. Nergens anders is systematisch van grondwater stromend oppervlaktewater gemaakt terwille van energiewinning. De stichting bereikt het publiek onder andere door de uitgave van wandel- en fietsroutes, waarin de beken centraal staan. Zulke toeristische gidsjes zijn er momenteel voor Apeldoorn, Renkum, Heerde, Vaassen en Epe. De stichting kent drie interessevelden: de natuur- en landschapswaarden van de Veluwse beken, hun cultuurhistorische waarden en de Veluwse waterhuishouding, die het bestaan van de beken mogelijk maakt. In haar tijdschrift De Wijerd –een wijerd is een molenvijver– krijgen die onderwerpen aandacht.

Kunnen de visies van de waterschappen of andere overheden en die van de Bekenstichting met elkaar in strijd komen? Ja, dat gebeurt wel eens. De natuur is in het algemeen in deskundige handen bij de waterschappen. Cultuurhistorische waarden moeten daartegen soms afgewogen worden. Een recent voorbeeld speelde zich af in Epe, waar een stukje natuurontwikkeling in een kwelgebied ten koste zou gaan van een historisch bijzondere situatie. De stichting heeft toen met succes gestreden voor het behoud van het cultuurhistorisch element. Maar in het algemeen zijn waterschappen en de stichting geen tegenstanders.

Overigens is er in opdracht van de stichting een onderzoek gaande naar wat er rest aan cultuurhistorische elementen langs de Veluwse beken. Molens zijn er nog maar weinig, maar veel oude molenplaatsen zijn nog herkenbaar. Tot die elementen behoren ook opgeleide beken en sprengenstelsels. Het onderzoek moet niet alleen een inventarisatie opleveren maar ook een manier om die historische resten te vergelijken en waarderen.

Henk Menke is secretaris van de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken.