Wetenschap13 april 1999

Interactieve flora maakt eind aan ingewikkelde determineersleutel

Met de laptop langs de slootkant

Door S. M. de Bruijn
Op je knieën in het gras langs de rivierkant, met een kladblok en een loep. Gepeuter met een pincet: is de kelkbuis van deze klaver nu wel of niet behaard? Is dit de zeldzame bochtige of de gewone rode klaver? De computer biedt uitkomst: de bochtige heeft langwerpige blaadjes, de rode is ronder van blad. Voortaan gaat de laptop mee in de botaniseertrommel.

Planten determineren doe je met een flora, een boek waarmee je aan de hand van allerlei kenmerken de naam van alle wilde planten kunt achterhalen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Wie een paardebloem plukt en zich afvraagt hoe die plant heet, kan daar een bekende flora op loslaten, zoals die van Heukels. Tien stappen zijn nodig om te ontdekken dat de paardebloem thuishoort in de familie van de Asteraceae, de samengesteldbloemigen. Dat is een grote familie, waartoe niet alleen paardebloemen behoren maar ook soorten zoals madeliefje, kamille, distel, zonnebloem en zelfs sla.

Om dan toch bij de paardebloem terecht te komen, is opnieuw een aantal stappen nodig. Dat gaat zo: „Bevat het hoofdje alleen lintvormige bloemkronen, of alleen buisvormige bloemkronen, of én buis- én lintvormige?” Na nog zeven van die vragen –over kruidachtige, droogvliezige of dakpansgewijs bedekkende omwindselbladen, wel of geen stroschubben, en samengedrukte of bolronde vruchten– komt eindelijk het geslacht Taraxacum uit de bus, de paardebloem. Dat is nog niet het einde van de speurtocht, want er blijken tientallen soorten paardebloemen te zijn.

Het vragenlijstje is lastig, maar soms is het zelfs onbruikbaar. Vind het verschil maar eens tussen afgeknotte en gesnavelde vruchten, tussen al of niet veervormige haren op het pluisje, in een seizoen waarin bloeiende planten in geen velden of wegen te bekennen zijn.

Wie niet kiest voor zo'n ingewikkelde flora, komt terecht bij de plaatjes- en fotoboeken met allerlei wilde planten. Een gewone paardebloem is dan gemakkelijk te vinden, maar het verschil met de zeldzame moeraspaardebloem is niet zichtbaar. Bovendien zou een fotoboek dat alle 1800 Nederlandse soorten en hun onderlinge verschillen in beeld brengt, niet te betalen zijn.

Gebruiksvriendelijk
De afgelopen maanden zijn er 'kruisingen' verschenen tussen het fotoboek en de ingewikkelde determineermethode, in de vorm van twee cd-roms. Biologieleraar drs. J. W. M. Marijnissen maakte eind vorig jaar ”De interactieve flora”, en anderhalve week geleden verscheen in samenwerking met het Rijksherbarium Leiden de ”Heukels” in digitale vorm: de ”Heukels' interactieve flora van Nederland”.

”De interactieve flora van Nederland en Vlaanderen” van Marijnissen is het resultaat van een promotieonderzoek naar onderwijsmethoden. Het computerprogramma zit didactisch goed in elkaar, is gebruiksvriendelijk en wordt aantrekkelijk gepresenteerd. De cd-rom bestaat uit vier hoofdonderdelen: een determineerhulp, een encyclopedie met diverse foto's en tientallen gegevens per soort, een atlas met verspreidingsgegevens van plantensoorten en een programma om de foto's als een soort diashow te presenteren.

Kern van de cd-rom is een grote database waarin gegevens van 1419 soorten opgenomen zijn. Als je de kenmerken van een plant invoert, maakt het programma daaruit een selectie, zodat uiteindelijk de naam van de plant eruit rolt. De paardebloem komt voor in weiden (net als 469 andere soorten) en heeft een enkelvoudig (395) veervormig ingesneden blad (52). De bloemen zitten in een hoofdje (34) en zijn geel (19); de stengels zijn hol (4) en de wortel is penvormig (3).

Aambeien
Het verschil met de papieren flora is dat de gebruiker hier kenmerken kiest die op dat moment aan de plant te zien zijn en die hijzelf het duidelijkst vindt. De drie soorten die overblijven, de gewone, de zand- en de moeraspaardebloem, zijn met enkele extra kenmerken te onderscheiden. Zo is de paardebloem in negen stappen 'thuisgebracht' als Taraxacum officinale.

Op het scherm staat dan een foto van een mooie pol paardebloemen, met een reeks gegevens ernaast. De paardebloem blijkt overal voor te komen, is niet alleen geschikt als konijnenvoer maar werkt ook tegen aambeien, aderverkalking en bloedarmoede. De bloemen zijn lintvormig, tweezijdig symmetrisch en hebben vijf meeldraden.

Sommige gegevens zijn (te) gedetailleerd: de kiemplant groeit met een snelheid van 0,17 gram drooggewicht per dag en elke plant heeft 2,6 picogram DNA. Bovendien zit er soms een onjuistheid in: het gebruikelijke aantal zaden per bloem zou variëren van 100 tot 1000, terwijl het maximumaantal zaden per bloem 401 is, volgens deze flora.

Tulp
De digitale versie van concurrent ”Heukels” werkt op eenzelfde manier als de flora van Marijnissen, maar het gebruik ervan is wel omslachtiger. De naam van een plant is te vinden met dezelfde klassieke determineersleutel zoals die ook in het boek voorkomt, maar ook via andere kenmerken, zoals bloeitijd, bladvorm en vindplaats.

Wat tegenvalt bij de Heukels-cd-rom is de summiere beschrijving van de planten. Je moet bij de paardebloem naar de foto kijken om te weten dat de bloemkleur geel is. Daar staat tegenover dat deze cd-rom completer is, er staan ruim 1800 soorten in. Dat komt vooral doordat ook cultuurplanten als tulp, aardappel en maïs opgenomen zijn. Het ontbreken daarvan bij Marijnissen is een belangrijk manco. Bovendien bevat de ”Heukels” een nuttige extra functie: het vergelijken van allerlei kenmerken van twee soorten.

Beide cd-roms bieden een atlas met verspreidingsgegevens van de meeste soorten. Die bestaat uit een kaart van Nederland verdeeld in vakken van 5 bij 5 kilometer, de zogenaamde uurhokken. De omgeving van de Grebbeberg is een rijk natuurgebied, want volgens de flora van Marijnissen komen er 659 van de opgenomen 1419 soorten voor, zelfs meer dan in Zuid-Limburg. De kaart laat zien dat er op en onder de Grebbeberg zeventig soorten voorkomen van de rode lijst met bedreigde soorten.

De flora van Marijnissen toont bovendien een soort wegenkaart, zodat plaatsen eenvoudig te lokaliseren zijn. In de ”Heukels” is het werken met de kaarten lastiger, maar de mogelijkheden om uurhokken te vergelijken zijn weer uitgebreider.

Boswachters
De interactieve flora's werken volgens een ander principe dan papieren flora's, omdat er allerlei determineerroutes mogelijk zijn. Determineren gaat daardoor eenvoudiger en sneller; nadeel is wel dat een beginnend florist minder snel gemeenschappelijke kenmerken van plantenfamilies onder de knie krijgt. Dat was toch juist het doel van Hendrik Heukels, de in 1936 overleden plantkundedocent die al in 1883 een schoolflora schreef?

Adjunct-directeur drs. N. van Heijst van Staatsbosbeheer mocht 1,5 week geleden het eerste exemplaar van de Heukels-cd-rom in ontvangst nemen. Hij bestelde direct voor alle boswachters een exemplaar. „Wat moet iemand met de vraag of er wel of geen stroschubben aan het bloemhoofdje zitten? Onze boswachters komen daar niet doorheen. Met deze flora kun je de kenmerken kiezen die je zelf aan de planten ziet.” De ”Heukels” mag dan wetenschappelijk beter in elkaar zitten, als Van Heijst vooral zoekt naar gebruiksvriendelijkheid moet hij zeker ook de Marijnissen-flora bekijken.

De Staatsbosbeheer-directeur was zo eerlijk ook een nadeel van de cd-rom te noemen. „Vroeger ging je ermee naar buiten, met de papieren flora naar de echte flora. Nu bestaat het gevaar dat je met de echte flora naar de digitale flora toegaat. Dan neemt de soortenrijkdom juist af.” Gooi de papieren flora dus nog niet weg.

”Heukels' interactieve flora van Nederland”, uitg. Kosmos-Z&K, Utrecht. Systeemeisen: Windows 95, 486-processor, 8 Mb RAM; ƒ 99,-.

”De interactieve flora”, door J. W. M. Marijnissen, uitg. VNU Interactive Media, Nieuwegein. Systeemeisen: Windows 95, Pentium 90, 16 Mb RAM; ƒ 119,95.