Wetenschap6 april 1999

„Wij zien met het blote oog resultaat”

„Vorig jaar heb ik op vier plaatsen op ons land beekpunge gevonden. Daar ben ik dan echt wijs mee.” Mevrouw Verkaik uit Gouderak ziet de resultaten van haar aanpak van agrarisch natuurbeheer. Op het boerenbedrijf aan de Hollandse IJssel in de Krimpenerwaard is zorg voor de natuur onderdeel van de bedrijfsvoering.

„Verdrietig en ook een beetje boos”, was mevrouw Verkaik toen ze 2 weken geleden de kop zag: ”Natuurbeheer door boeren levert geen winst op voor de natuur”. Uit het artikel werd duidelijk dat het ging om een telling in twee Utrechtse polders, waaruit je geen conclusies mag trekken voor de situatie op andere plaatsen. De Gouderakse boerin ziet wel degelijk resultaat: „Wij zijn geen wetenschappers, maar zien met het blote oog de resultaten. Wij hebben inmiddels dertien indicatorsoorten, planten die aangeven dat onze aanpak succes heeft.”

Het bedrijf van de familie Verkaik telt 35 hectare grasland. Voor de helft van de weilanden zijn beheersovereenkomsten afgesloten met de Dienst Landelijk Gebied. Een deel van die 17,5 hectare valt onder de ”bergboerenregeling”. „Omdat het toekomstig reservaatsgebied is, worden er geen nieuwe wegen aangelegd. Daarom kunnen zware machines er niet komen. Voor die 'handicap' ontvang je een vergoeding. Daar hoeven we niets voor te laten of te doen. Het heeft met agrarisch natuurbeheer weinig te maken.”

Een ander deel wordt volgens de overeenkomst licht beheerd, wat inhoudt dat de boer niet mag rollen, slepen en mest uitrijden gedurende een bepaalde periode. Daarnaast heeft Verkaik 1,5 hectare reservaat in gebruik van het Zuid-Hollands Landschap. Op dat land mag geen drijfmest worden uitgereden, het mag pas na 5 juni worden gemaaid en daarna mag het vee erop.”

Vrijwillig
Voor mevrouw Verkaik is agrarisch natuurbeheer echter veel breder dan de beheersovereenkomsten. Op het hele bedrijf, zowel weiland als erf, wordt met hart voor de natuur geboerd, vrijwillig. „Dat is van lieverlee gegaan. Ik had altijd al interesse in planten. Ik zie het ook als een bijbelse opdracht om de schepping goed te beheren. Toen vorig jaar in de buurt de Stichting voor Agrarisch Natuurbeheer werd opgericht, ben ik lid geworden en heb een cursus gevolgd.”

Aan weidevogels, slootkanten én erf besteedt ze aandacht. Een takkenhoop op het erf biedt vogels en egels een schuilplaats; 'verwaarloosde' hoekjes met brandnetels trekken vlinders aan. Om de weidevogels te beschermen, zoekt een vrijwilliger de nesten op en markeert ze. Meneer Verkaik maait er dan omheen. „Dat is even lastig en het kost wat gras, maar het is wel leuk om de nesten te zien uitkomen.”

Gevoel
Voor de slootkanten –het bedrijf telt vanwege de smalle percelen 26 kilometer slootkant– hanteert hij een speciaal maairegime om het aantal plantensoorten te bevorderen. „Dat wil niet zeggen dat we de slootkanten nooit maaien. Je moet er gevoel voor krijgen. Als een slootkant wit ziet van de witbol, moet er wel worden gemaaid, anders komen andere grassen en kruiden in de verdrukking. Maar ook sla je wel eens een stuk over, dat schat je vanaf de tractor in. Verder gooit mijn man al jaren geen bagger meer op de slootkanten, dan zie je ze opknappen.”

Eén ding staat voor mevrouw Verkaik vast: „Je moet er zelf aardigheid in hebben. Als het moet, als regels je worden opgelegd, wordt het niets. Een boer die gras wil produceren, moet niet in de slootkanten gaan priegelen met plantjes.”