Wetenschap | 6 april 1999 |
De dood van de mediaDe meeste commerciële tv-stations in Belgrado, een enkeling uitgezonderd, zenden dezer dagen programma's uit van Radio en Televisie van Servië. Het is een allegaartje van oude partijgebonden films, nieuws, klassieke muziek, patriottische militaire opsommingen, persconferenties van Joegoslavische politici en van het leger. Buitenlandse films zijn officieel verboden op de Joegoslavische tv en in de bioscopen. De rechtstreekse verslagen zijn geselecteerd. Ze gaan meestal over de schade aan burgerdoelen. We horen de kreten van het gewone volk, dat de Verenigde Staten vervloekt en Clinton met Hitler vergelijkt. Er heerst een volledige mediaverblinding. Dezelfde beelden en berichten zien we op alle tv-kanalen. Het meest verbazende is echter dat de media niet eens gebruikt worden voor het voeren van strategische propaganda, zoals je zou verwachten. Het Joegoslavische regime maakt op een amateuristische manier gebruik van de media. De beslissing van het Servische ministerie voor Informatie om de Amerikaanse, Duitse, Franse en Britse journalisten weg te sturen is de beste illustratie van de onderschatting van de rol van de media in deze omstandigheden. Uiteraard is censuur onvermijdelijk in een oorlogssituatie, maar ze realiseren zich niet dat de westerse landen voordeel hebben bij deze interne mediaverblinding. Om een voorbeeld te geven: als de informatie juist is dat tal van projectielen en vliegtuigen zijn neergeschoten door de Serviërs (de officiële website van de Joegoslavische regering meldt op 2 april: acht NAVO-vliegtuigen en 30 raketten omlaaggehaald, SMdB), waarom laten ze dan niet de beelden van de wrakken zien, zoals de Iraakse televisie tijdens de Golfoorlog telkens deed? Maar daar is geen sprake van. De Joegoslavische autoriteiten hebben er kennelijk geen idee van dat een echte oorlog altijd samengaat met een informatieoorlog. In plaats van bewegende beelden zien we nog steeds plaatjes van het voorlezen van verklaringen, toespraken of aankondigingen. De Serviërs zijn terug bij de epische retoriek die stamt uit de Kosovo-mythe en ze worden nog altijd meer aangetrokken door het gesproken woord dan door beelden. Dezelfde beelden en dezelfde retoriek op de verschillende tv-kanalen geeft aan dat deze media hun productieve functie hebben opgegeven, in ruil voor het louter herhalen van dezelfde boodschap. Het grappige is dat Joegoslavische politici in interviews met buitenlandse media dezelfde pathetische retoriek en dezelfde argumenten gebruiken als bij het toespreken van de lokale media. Ze begrijpen nog steeds niet dat de nationale mythologie en geschiedenis geen geschikte argumenten zijn in de hedendaagse wereld. Interviews met Joegoslavische sporters in Europa en Amerika hebben meer positieve effecten op de publieke opinie in het buitenland dan deze verwarrende en onduidelijke beweringen van politici. Waarom? Die sporters kennen de gewoontes van de media in het buitenland, ze weten hoe ze de media te woord moeten staan, met korte fatsoenlijke woorden, zonder pathetische frasen en historische argumenten. Ik heb de officiële Internet-pagina's niet gecontroleerd, maar zonder twijfel gaan die evenmin deskundig om met de media. De enkele onafhankelijke dagbladen die nog verschijnen (het aantal bladzijden loopt met de dag terug) doen hetzelfde: ze kopiëren de officiële verklaringen en aankondigingen op dezelfde, min of meer patriottische wijze. Wat zal er echter met deze onafhankelijke media gebeuren na de oorlog (als ze die tenminste overleven)? Is er dan ruimte voor een objectieve analyse van deze catastrofe? Dit artikel is een e-mail van een 37-jarige kunsthistoricus uit Belgrado. Om begrijpelijke redenen wil hij niet met zijn naam in de krant. |