Wetenschap

Oor en oog van K10-B

Door J. Reijnoudt en N. Sterk
Als verbindingsman mist hij wel eens het daglicht in de controlekamer. „Op het nieuwe platform D12/D15 zijn ook geen ramen meer in de hutten: aangescherpte veiligheidsvoorschriften.” Toch doet Dirk Grimmon zijn radio- en communicatiewerk voor Wintershall sinds 1982 met veel plezier. En om af en toe van een ondergaande zon te kunnen genieten, sleepte hij een plastic tuinbankje mee uit zijn woonplaats Haarlem.

Na een carrière als radio-officier ter koopvaardij, bij Radio Holland en bij de NAM, streek Grimmon (45) in '82 neer op K13-A van Wintershall. In '85 volgde de overstap naar K10-B. Vanachter zijn zend- en ontvangstapparatuur kan hij in principe dienstbaar zijn voor alle zeven Wintershall-locaties op de Noordzee. Wie aan boord gaat van K10-Bravo moet eerst bij hem langs om zijn 'doopceel' over te dragen, zo staat het in de voorschriften. Bij persoonlijke ongelukken of grotere calamiteiten moet Grimmon eerst familie en werkgever op de hoogte stellen, voordat er eventueel een persbericht uitgaat.

Voor het onderhouden van „nood-, spoed- en veiligheidsverkeer” staat er voor zo'n anderhalve ton aan apparatuur voor zijn neus. De Navtex bijvoorbeeld levert hem 24 uur per dag digitaal en op papier alle weetjes van de scheepvaart op de Noordzee: van olievlek tot motorstoring en van bijzondere windhoos tot verschoven lichtboei.

Van de twee Very High Frequency-satellietzenders (VHF), zogenaamde kimzenders, is er één speciaal voor het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, omdat, wanneer de telefoonverbinding per satelliet uitvalt, het platform altijd bereikbaar moet zijn. Naast de beide VHF's staat sinds 2 jaar het Digital Selective Calling system (DSC), dat, zo nodig, zorgdraagt voor een razendsnelle verbinding met de kustwacht in IJmuiden. Twee helikopterzenders/-ontvangers houden het luchtverkeer in de gaten: alle luchtvaart die zich onder de 200 voet (ongeveer 70 meter) waagt, is verplicht zich te melden.

Bristow
Op verschillende tijden van de dag klinken over het hele platform de zakelijke mededelingen van Grimmon. Vaak hebben ze betrekking op de exacte vertrek- of aankomsttijd van de Schreiner-toestellen. De maatschappij, die ruim een jaar geleden KLM-Noordzeehelikopters verwierf, moet met lede ogen toezien hoe de NAM zich laat bedienen door het Britse helibedrijf Bristow. „Dat is een voortvloeisel uit een Shell-contract. Niet leuk voor Schreiner, want de NAM is een grootverbruiker. Aan de andere kant: Schreiner vliegt wereldwijd, ze kunnen best een stootje hebben.”

Snelle afhandeling van aankomst en vertrek kan veel geld besparen, zegt Dirk. „Laatst heb ik er een Duits platform eens op gewezen hoeveel geld ze kwijt zijn aan getreuzel. Daar stond een heli 20 minuten te talmen aan boord. Als je uitgaat van 75 of 100 gulden per minuut, dan kost dat getreuzel gauw een paar duizend gulden.”

De Schreiner-heli's rukken in principe altijd uit, behalve bij dichte mist en icing: als vochtige lucht door een temperatuur net onder nul ijsvorming geeft op de rotorbladen. „Dat is vooral in het voor- en najaar het geval, al is het geloof ik al wel anderhalf jaar geleden dat de bemanning voor het laatst per boot is gewisseld.” Het vliegen bij mist is geen probleem, wel het naderen van het helibaken op het platform. „In verband met schadelijke straling voor het platform moet bij de nadering de heliradar uit, ze landen dus op zicht. Horizontaal is 300 meter zicht het minimum, verticaal 500 voet, dus zo'n 160 meter.” Wind is bijna nooit een hinderlijke factor bij het vliegen. „Storm boven zee is veel gelijkmatiger dan boven land, omdat er geen obstakels zijn. Met windkracht 9 wordt doorgaans gewoon gevlogen.”

Oppas
De radar van K10-B bestrijkt rondom 48 nautische mijlen, zo'n 80 kilometer. Binnen die straal bevinden zich meer dan dertig productie- en boorplatforms. „Je hebt dus ook een oppasfunctie voor de buurt.” De radar bewijst vooral zijn nut in het geval schepen binnen de veiligheidszone van 500 meter rond een platform komen. In dat geval gaat het ”collision warningsystem” af en wordt direct contact gezocht met het schip en/of met de kustwacht om aanvaringen te vermijden.

„Komt een schip toch binnen die 500 meter, dan ligt de polaroidcamera klaar om 'm vast te leggen. De eerste keer is de boete 500 gulden, voor recidivisten geldt een hoger bedrag.” Vroeger hadden vooral vissers –meest Noorse sprotvissers– er een handje van om te dichtbij te komen, vanwege de visrijkdom rond de poten van de platforms. „En een paar jaar geleden verloor een Poolse sleepboot zijn sleep, een Russisch sloopschip. Dat was even heel spannend.”