Wetenschap |
Steeds minder morsingenDoor Martin Scholten Er zijn op de Noordzee inmiddels meer dan 700 boringen verricht op zoek naar aardolie of aardgas. Daarnaast zijn een kleine 400 boringen verricht om putten te slaan voor productie vanaf zo'n 130 platforms. Het gas en de olie worden door pijpleidingen aan land gebracht. Sinds het begin van de jaren '80 is TNO betrokken bij het onderzoek naar de milieuaspecten van deze offshore industrie, waarin veel is verbeterd. In het begin bleek uit het onderzoek rond boor- en productieplatforms dat de omgeving tot op een afstand van 1 kilometer vervuild was door lozingen van boorgruis met resten van oliehoudende boorspoelingen. Ook was er sprake van een behoorlijke milieubelasting door het lozen van vervuild productiewater en morsingen van diverse aard. De belasting van de zee is sindsdien evenwel sterk afgenomen door het gebruik van steeds weer nieuwere technieken op het gebied van het aanboren van formaties met olie en gas, de olie- en gasproductie uit deze formaties, de zuivering van afvalwater en het voorkomen van morsingen. Ook is veel bereikt in het terugdringen van de uitstoot van verbrandings- en ontluchtingsgassen. Opvallend is dat de sector zelf veel initiatieven neemt en in 1995 milieudoelstellingen heeft afgesproken met de overheid. Door verfijnde boortechnieken is de hoeveelheid steengruis die daarbij vrijkomt (toch al gauw zo'n 500 kubieke meter per put) sterk beperkt. Oliehoudend boorgruis wordt niet meer op zee geloosd, maar op land wordt boorspoeling voor hergebruik uit het gruis teruggewonnen. Technische hoogstandjes worden toegepast om binnen de beperkte ruimte van een productieplatform installaties in te bouwen voor een nog efficiëntere scheiding van olie of gas uit het altijd aanwezige formatiewater, en een nog verdere zuivering van het te lozen productiewater dat daarbij vrijkomt. Er wordt ook gewerkt aan technieken om het water weer terug te injecteren in de formatie, of zelfs binnen de formatie al de olie van het water te scheiden (op 3 tot 4 kilometer diepte). Het gebruik van chemicaliën in het productieproces is behoorlijk teruggedrongen, zo zijn corrosieremmers niet nodig als productie-installaties in roestvrijstaal worden uitgevoerd. Voor de bescherming van de poten van de platforms tegen roest worden nu anodes van aluminium gebruikt in plaats van zink. Door al deze voorzieningen ondervindt het leven in zee vrijwel geen last meer van de gas- en oliewinning. De platforms vormen zelfs een kunstmatige biotoop voor wieren, mosselen, zeepokken, zakpijpen, zeeanemonen en dergelijke, doordat geen gebruik wordt gemaakt van gifhoudende, aangroeiwerende verven. Al met al is de conclusie gerechtvaardigd dat de integrale milieuzorg op de Nederlandse offshore platforms zodanig is, dat milieueffecten beperkt zijn tot wat in technische zin redelijkerwijs mogelijk is. Nederland heeft daarin een voorbeeldfunctie, zoals me vorig jaar duidelijk is gebleken toen ik voor de Nederlandse overheid een internationale expert meeting onder de vlag van de VN Agenda 2000 mocht organiseren. De uitdaging voor de internationaal opererende industrie is om wereldwijd hetzelfde niveau van milieuzorg als op de Noordzee te realiseren. Martin Scholten is ecoloog, en hoofd van de afdeling Ecologische Risico's van TNO-MEP (Milieu, energie en procesinnovatie) in Den Helder. Hij is sinds 1986 betrokken bij het onderzoek naar de milieusapecten van offshore olie- en gaswinning, en adviseert daarin zowel de overheid als de sector in binnen- en buitenland. |