Wetenschap

Zie ook: Kernafval: scheiden bij de bron

Levensduur radioactief afval kan aanzienlijk korter

„Houdt Borssele nog 15 jaar open”

Kernafval kan voortaan veel sneller worden afgebroken. En voor de nucleaire centrale van de toekomst bestaat een veel veiliger concept. Maar is kernenergie daarmee weer bespreekbaar in Nederland?

Achter de eerste rij van de Pettense duinen, vlak tegen de Noordzee aan, opende het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) vorige week zijn nieuwe actinidenlab. De handschoenkasten doen denken aan een biologisch laboratorium, maar zijn in dit geval bedoeld om de medewerkers te beschermen tegen de gevaarlijke alfastraling.

„Het ziet er nu uit als een maagdelijk lab”, constateert prof. dr. J. N. C. van Geel, directeur van het Instituut voor Transuranen in Karlsruhe. „Maar het zal vast een keertje besmet raken”, lacht hij, terwijl hij ECN feliciteert met de nieuwbouw. Het onderzoekscentrum belegde afgelopen vrijdag een workshop –ter gelegenheid van de opening van het lab– en presenteerde daarbij een rapport waaruit blijkt dat de levensduur van kernafval sterk verkort kan worden.

In plaats van honderdduizenden jaren, geeft het afval slechts 250 tot 1000 jaar lang zijn straling af, afhankelijk van de gekozen techniek. Dat gebeurt door het kernafval eerst te sorteren, te mengen met speciale brandstof en daarna in reactoren te beschieten met snelbewegende neutronen. Door dat bombardement ontstaan er kleinere elementen die veel minder lang gevaarlijk zijn.

Van Geel is voorzitter van de workshop, waarin de jongste resultaten centraal staan. Zijn er nieuwe kansen voor kernenergie? Anderhalf jaar geleden besloten de Zweden om voorgoed van kernenergie af te zien, vorige maand kregen de Groenen een stem in het Duitse kapittel, waarna ook de oosterburen besloten om hun kerncentrales te gaan sluiten. Nederland sloot vorig jaar de onderzoekcentrale in Dodewaard en wil datzelfde doen met Borssele in 2004. Waar maakt ECN zich nog druk om?

Oude mannen
„Ook als we in Nederland stoppen met kernenergie, hebben we nog steeds een berg afval, dus dit onderzoek blijft nodig”, zegt prof. F. Saris, directeur van ECN. Een van de andere forumleden, dr. L. H. Baetslé, voorzitter van een werkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), wijst op de verwachte bevolkingsgroei en de behoefte aan energie in de volgende eeuw. „De hoeveelheid aardgas is dan zeker niet voldoende. Wat moeten we als de kennis over kernenergie letterlijk uitgestorven raakt?” Hij kijkt om zich heen en concludeert dat er „een club oude mannen” op het podium zit.

Saris is voorstander van het in bedrijf houden van Borssele. „Wij zijn zelf verantwoordelijk voor ons plutoniumafval. Met de nieuwe technieken is het mogelijk om dat op te stoken in Borssele. Dat we daarbij dan CO2-vrije elektriciteit opwekken, is mooi meegenomen”. J. C. Abrahamse van de Zeeuwse kerncentrale valt hem bij: „Wij onderzoeken die mogelijkheid al, maar daarvoor is het wel nodig om na 2004 nog tien of vijftien jaar door te draaien. Dan slaan we twee vliegen in één klap”.

Tijdens de workshop hebben de sprekers ook aandacht voor de risico's van de voorgestelde behandeling van kernafval. Een van de gevolgen is dat het in verschillende fracties gesplitste afval langer bovengronds bewaard moet blijven. Baetslé: „Wij hebben in Europa kathedralen staan uit de twaalfde eeuw. Als we stoffen op moeten slaan voor een termijn van bijvoorbeeld 600 jaar, dan is dat geloofwaardig voor het publiek. Die kathedralen hebben het al een tijd uitgehouden, het moet ons lukken om ook voor dit soort afval een veilige berging te bedenken”. De Vlaming pleitte voor een ondergrondse opslag die toegankelijk blijft voor mensen, zodat het materiaal voortdurend gecontroleerd kan worden.