Wetenschap

Rijk moet richtlijnen voor hygiëne en kostenverdeling maken

Potvisspek niet meer
in destructiemolen

Door N. Sterk
Werden begin vorige week de kosten voor het ruimen van een potviskadaver met een slag om de arm op 40 mille afgemaakt, sinds het Amelandse potvissymposium van afgelopen donderdag en vrijdag ligt die prijs bijna op het dubbele. Deskundigen voorspellen meer strandingen voor de komende tijd. Het Rijk moet daarom snel regels maken voor afvoer en betaling. En er moeten goede richtlijnen komen voor de hygiëne tijdens het opruimen. Want loop je een “walvisvinger” op, dan ben je nog niet jarig, zegt de viroloog. De bijbehorende dia's doen alle eetlust wijken.

Wie er ooit bij was, vergeet de beelden van het 'slachten' van zo'n mastodont op het strand nooit meer. Veertig ton spek, vet, spermaceti, ingewanden en uitwerpselen, vaak al dagen heen in het verrottingsproces dat zich door de oplopende inwendige temperatuur razendsnel voltrekt. Soms moet er eerst een voorzichtige snede worden gemaakt om een explosie te voorkomen. De literatuur vermeldt een geval uit de VS waarbij de toegestroomde menigte en een deel van het belendende dorp onder de smurrie werden bedekt toen een aangespoeld dier ontplofte.

Volgens prof. dr. A. Osterhaus, de bekende viroloog van de Erasmus Universiteit in Rotterdam, is uitgebreid aangetoond dat het veilig en hygiënisch verwijderen van de karkassen noodzakelijk is. „Verwondingen met gereedschappen en materialen die bij het slachten zijn gebruikt, kunnen ernstige, zelfs levensbedreigende infecties veroorzaken, die beginnen als “zeehondenvinger” of “walvisvinger””. Osterhaus localiseerde eind jaren tachtig het virus dat een groot deel van de wadden-zeehondenpopulatie het leven kostte en ontwikkelde het vaccin waarmee gevangen dieren immuun werden gemaakt.

De geopperde –relatief goedkope– oplossing van verwijderen door de dieren te begraven op het strand of in de duinen, keurt hij zonder meer af. „In het zand blijft er contact met het zoute water, dat de vertering vertraagt, en in de duinen is het karkas een bron van bacteriële besmetting van de vaak aanwezige waterwinningsputten”.

Rendac Bergum
Ook is Osterhaus een verklaard tegenstander van de reguliere destructie zoals die bij de afgelopen strandingen gebeurde. De recente dieren van Ameland –eerst één (1994), later vier tegelijk (1997)– werden op last van de burgemeester afgevoerd naar het destructiebedrijf Rendac Bergum bv, het bedrijf dat samen met de vestiging in Son (Brabant) vele miljoenen varkenskadavers uit de pestperiode verwerkte. Volgens bedrijfsdirecteur ir. K. Ackerman van Rendac is zijn onderneming tot het voorjaar van '99 zoet met het verwerken van 70.000 ton bevroren varkenskarkassen die nog in de koelhuizen liggen.

Viroloog Osterhaus vindt het een groot bezwaar dat „exoten” als potvissen via die dagelijkse productiestroom van Rendac uiteindelijk in het veevoer belanden. „In tijden van bse-besmettingen moet met elke mogelijkheid worden gerekend. Binnen de EU is wetgeving in voorbereiding die het in de toekomst verbiedt om bijvoorbeeld potvissen bij de gewone destructor te laten verwerken”. Verbranden zou volgens Osterhaus een vervangende optie kunnen zijn, omdat de hoeveelheden gifstoffen die in de dieren werden aangetroffen onder de richtlijnen voor verbranding bleken te liggen. Afzinken in (diepe) zee is ook een bruikbare mogelijkheid.

In tegenstelling tot dr. C. Smeenk, conservator van het Nationaal Natuurhistorisch Museum “Naturalis” in Leiden, is Osterhaus ervan overtuigd dat er met de dieren die hier aanspoelen iets aan de hand is. Volgens Smeenk is het groeiende aantal strandingen te wijten aan de toenemende voedselconcurrentie onder de jonge potvisstieren die massaal naar noordelijke streken trekken om er te fourageren. Op de terugweg naar warmere gebieden nemen steeds meer dieren de verkeerde afslag op de terugweg van Noorwegen via de Shetlands. Zij belanden dan in de voor hen dodelijk ondiepe Noordzee met z'n glooiende stranden, die elke oriëntatie via de 'potvissonar' onmogelijk maken. De dieren verhongeren, verzwakken en spoelen doodmoe aan, zegt Smeenk.

Opgekookt
Osterhaus kiest ervoor ook met andere dingen rekening te houden. „Vervuiling is nog steeds heel actueel. Als Smeenk zegt dat hij bij de dieren van Koksijde (België) en in Nederland geen bijzondere ziekten heeft gevonden, zegt me dat niet zoveel. Het virologisch onderzoek was bijzonder slecht mogelijk, dat stelde eigenlijk niets voor. Door de verregaande staat van ontbinding waarin de meeste dieren verkeerden, was het onderzoeksmateriaal allemaal waardeloos. Je kunt geen virologisch onderzoek doen op weefselmonsters die tot 80, 90 graden waren opgekookt door de rotting”.

Opgedane infecties moeten tijdens het herstel van de wond worden bestreden met tetracyclines in plaats van met penicilline, ontdekte Osterhaus de afgelopen jaren. „Wie met een verwonding naar de huisarts gaat, moet dat erbij vermelden, omdat huisartsen normaal gesproken voor het laatste middel zullen kiezen”.

Op het Amelandse symposium werd vastgelegd dat het voorkomen van strandingen met behulp van manoeuvres van boten een kansrijke optie is. Vraag daarbij is wel hoe de dieren daarna de weg naar de 'uitgang' van de Noordzee moeten vinden. Ook moet er onderzoek worden gedaan naar onderwater-akoestische alarmapparaten die strandingen kunnen voorkomen. Deze zogenaamde pingers worden nu al ingezet om dolfijnen bij voor hen gevaarlijke visnetten weg te houden. Nadeel van de apparatuur die voor potvissen geschikt zou zijn, is de omvang. Vanwege de lage (gehoor)frequentie moeten er heel lage tonen worden uitgezonden, en hoe lager de toon, hoe meer energie er nodig is om hem te verspreiden. „De batterijen om het apparaat te voeden, worden al gauw te zwaar om te verslepen”, zegt ing. W. Verboom van TNO-Delft.

Als een potvis eenmaal is gestrand, moeten er geen reddingspogingen meer worden gedaan. Er worden alleen dan euthanasiepogingen ondernomen als het lijden hiermee bekort kan worden. Daarvoor moet er handzame apparatuur komen.

In de conclusies van de bijeenkomst, die worden aangeboden aan de ministeries van verkeer en waterstaat en landbouw, natuurbeheer en visserij, wordt gepleit voor een duidelijke en efficiënte nationale coördinatieregeling voor reddingspogingen en bergingsoperaties. „Deze regeling bevat een heldere financiële paragraaf”, stelt burgemeester R. Cazemier van Ameland met nadruk. Hopen dat er, vóórdat Den Haag een regeling heeft uitgebroed, niet te veel potvissen meer stranden.