Wetenschap

Nederlandse herbaria dragen bij aan behoud biodiversiteit

Drooggoed in digitale bermen

S. M. de Bruijn
Herbarium. Van het woord alleen al krijg je spontaan hooikoorts. Of nare herinneringen aan het gefriemel met paardebloemen en plakbandjes op de middelbare school. Wie wil neuzen zonder niezen in Neerlands grootste verzameling gedroogde planten, kan sinds vorige week terecht op een Internet-site van de Leidse Rijksuniversiteit.

Prof. Djaja D. Soejarto van de Universiteit van Illinois in Chicago wreef zijn ogen uit toen juist déze boom omgehakt bleek. De van oorsprong Javaanse hoogleraar kamt al jarenlang de tropische regenwouden in Zuidoost-Azië uit, op zoek naar planten die medicijnen bevatten tegen kanker en aids. Het Amerikaanse instituut voor kankeronderzoek trof in het rubbersap van een van de bomen op Borneo een bijzondere stof aan, calanolide, die in staat bleek het aids-virus te doden zonder gezonde cellen aan te tasten. Toen de onderzoeker terugkeerde naar de plaats waar hij het rubbersap had afgetapt, bleek de boom omgekapt te zijn.

Gelukkig waren er bij het tappen van de latex ook bladeren en andere delen van de boom verzameld en opgestuurd naar het Natural History Museum in Londen. Dat bezit een van de grootste herbaria ter wereld: 4,5 miljoen gedroogde planten uit de hele wereld. De botanici van het museum konden de naam van de boom achterhalen: Calophyllum lanigerum. Zo kwam Soejarto op het spoor van een nauw verwante soort, Calophyllum teysmanni, die een nog krachtiger medicijn bevatte. Inmiddels is op hetzelfde eiland Borneo een akker aangelegd met jonge Calophyllum-boompjes.

„Zomaar een voorbeeld dat het belang van onze herbariumcollecties aantoont”, zegt prof. dr. P. Baas, directeur van het Rijksherbarium in Leiden dat de grootste verzameling van gedroogde planten in Nederland herbergt. Als met ingang van 1 januari volgend jaar de herbaria uit Leiden, Amsterdam, Wageningen en Utrecht zich officieel verenigen tot het Nationaal Herbarium, kan het zich royaal meten met de Londense collectie. „We staan op de vierde plaats op de wereldranglijst, na Parijs, Kew en Sint Petersburg”. Baas mag dan een verzameling van bijna zes miljoen planten, schimmels en algen gaan beheren.

'Rembrandts'
Leiden heeft een naam hoog te houden. Het herbarium dateert weliswaar 'pas' van 1829, maar de bijbehorende botanische tuin stamt uit 1590 en is daarmee een van de oudste ter wereld. Vorige week zette het herbarium zijn eerste schreden op de elektronische snelweg. Geen voorzichtige pasjes maar meteen een forse sprong: de gegevens van 40.000 planten zijn nu wereldwijd beschikbaar. Driekwart daarvan is voorzien van een digitale foto van de planten. Daarmee is ook de Internet-collectie in één klap uniek in de wereld.

Baas relativeert dat. Vergeleken met de totale collectie is dit „slechts ruim een half procent, een betrekkelijk kleine stap, het topje van de ijsberg”, zegt hij. Zijn bescheidenheid verdwijnt echter als hij beschrijft om welke planten het gaat. „Het is het puikje van de zalm van die collecties: de 'Rembrandts' in de Botanische Collectie Nederland”. De selectie die nu via Internet beschikbaar is, betreft de zogenaamde type-exemplaren, de planten waarop de eerste beschrijving en naamgeving van de desbetreffende plantensoort is gebaseerd.

Die type-exemplaren zijn zo belangrijk omdat zij de basis vormen voor de naamgeving van een groot deel van de plantenwereld. Volgens Baas zijn er nog tienduizenden plantensoorten bekend waarvan de naam onduidelijk is. De enige methode om ze thuis te brengen, is een vergelijking met de type-exemplaren. „Het zijn als het ware de gouden standaarden voor de botanische naamgeving”.

Leukemie
Waarom is het zo belangrijk de precieze namen van planten te weten? „What is in a name?” vraagt Baas. „Het gaat ons niet alleen om de naam, maar door die dorre herbariumcollecties krijgen we inzicht in de onderlinge verwantschap tussen soorten”. Niet alleen voor grasduinende wetenschappers maar ook voor de maatschappij, benadrukt hij. Zoals het speuren naar wilde verwanten van de aardappel, om genen te vinden die resistentie bieden tegen aardappelziektes.

De juiste naam is ook van belang bij het zoeken naar planten met veelbelovende medicinale stoffen. De Catharanthus roseus, de roze maagdenpalm, was bij de plaatselijke bevolking in Madagascar bekend als probaat middel tegen suikerziekte. Min of meer toevallig werd ontdekt dat de plant ook werkzame stoffen tegen tumoren bevat, en twee van deze stoffen zijn inmiddels wereldwijd in gebruik bij de behandeling van leukemie bij kinderen.

Er ligt nog een groot terrein braak: pakweg 3 procent van de 250.000 verschillende plantensoorten is onderzocht op de aanwezigheid van zulke alkaloïden en lang niet al die onderzoeken zijn zorgvuldig gebeurd. Meer dan de helft van alle plantensoorten is te vinden in de tropisch regenwouden – ter vergelijking: Nederland telt slechts 1400 soorten.

Herbaria hebben daarom een belangrijke functie in het behoud van de biodiversiteit, stelt prof. Baas. „De van nature enorm grote soortenrijkdom in de tropen wordt acuut bedreigd door grootschalige boskap, veranderend landgebruik en klimaatsverandering. De enige betrouwbare middelen om die achteruitgang ook maar enigszins in kaart te brengen, liggen in onze collecties. Die vormen de basisinformatie”.

Lippendienst
Maar wat kan een beleidsmaker in de tropen met een warm hart voor de regenwouden nu beginnen met de Leidse website? „Niets”, geeft Baas toe. „Maar de wetenschappers in Buitenzorg, op West-Java, wel. Onze Internet-collectie is vooral bedoeld voor onderzoekers. Ze weten nu precies wat wij in huis hebben, op de foto's van onze planten is zelfs het etiket nauwkeurig te lezen. Er wordt veel materiaal tussen herbaria uitgewisseld. Als een promovendus een onderzoek bij mij start, zet ik eerst een stuk of vijftig handtekeningen onder aanvragen voor leenzendingen. Vorige week kreeg ik nog twaalf verzoeken om iets op te sturen, dat kan variëren van een enkele plant tot alle exemplaren van één soort. Er komen ook steeds meer aanvragen voor DNA-onderzoek, drie van de twaalf van vorige week. Bij zoiets krabben we ons wel eerst even achter de oren, want we zien niet graag onze type-exemplaren in de reageerbuis in oplossing gaan”.

De klus die de medewerkers van Baas in de afgelopen twee jaar geklaard hebben, is verricht met steun van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Diezelfde organisatie zegde afgelopen week een nieuwe donatie van 1,2 miljoen toe, voor het Nationaal Herbarium in oprichting. Is die belangstelling voor biodiversiteit niet wat laat? Al in 1992 tekenden 175 landen in Rio de Janeiro een verdrag om de teloorgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen. Baas noemt het „werkelijk schandalig” dat er nog zo weinig is gebeurd. „Het is lang bij lippendienst gebleven, niet alleen wereldwijd maar ook in Nederland. Pas nu komt het langzaam op gang”. Vorige week donderdag ging het Stimuleringsprogramma Biodiversiteit van start, waarin NWO en vier Nederlandse ministeries samenwerken. „Daar verwachten we veel van”, zegt Baas.

Het adres van de Internet-site is: http://rulrhb.leidenuniv.nl