Wetenschap

Fossielen bewijzen bestaan gevleugelde dinosauriërs

Niet alleen vogels hebben veren

Door S. M. de Bruijn
Stammen de vogels van de dinosauriërs af? Drie fossielen uit Chinese bodem deden vorige week de discussie daarover oplaaien. De gevleugelde dinosauriërs zouden de tussenvorm zijn. De nieuwe stukjes maken de evolutionistische legpuzzel steeds completer. Of is het niet meer dan een extra kaart boven op het al wankele kaartenhuis?

Chinese onderzoekers haalden vorige week vrijdag de omslag van het tijdschrift Nature met hun vondst. Drie fossielen van vleesetende dinosauriërs met sterke achterpoten blijken veren te hebben aan hun poten, lijf en staart. De dieren, zo groot als een kalkoen, zijn aangetroffen op de bodem van een drooggevallen meer in Noord-China. De desbetreffende provincie, Liaoning, is beroemd vanwege de vele dinosauriërfossielen. Vorige week toonden de onderzoekers, Ji Qiang en Ji Shu-An van het Nationaal Geologisch Museum van China in Peking, de fossielen tijdens een persconferentie van de National Geographic Society in Washington.

Een van de twee soorten, Protarchaeopteryx robusta, heeft omlaaghangende gedoornde veren langs het lichaam en aan de staart. Van de andere soort, Caudipteryx zoui, zijn twee exemplaren gevonden. Dit dier heeft ook veren aan de tweede vinger van de hand, zodat een soort vleugel ontstaat. Toch konden de sauriërs niet vliegen, denken de onderzoekers. De veren dienden alleen als bescherming, als camouflage of voor de sier. Hooguit konden ze er snel mee wapperen of hun evenwicht mee bewaren.

Geen twijfel
Het artikel neemt alle twijfel weg over de vraag of vogels en dinosauriërs een gezamenlijke voorouder hebben, schrijft de redactie van het tijdschrift in een commentaar. Dinosauriërs hebben eerst vleugels ontwikkeld en leerden pas daarna vliegen. Kevin Padian, paleontoloog aan de universiteit van Californië in Berkeley, geeft in hetzelfde nummer van Nature een commentaar op de vondst en plaatst de nieuwe fossielen als tussenvormen op een stamboom van dinosauriër tot vogel.

Padian verwijst naar een eerdere vondst van dezelfde auteurs op dezelfde plaats, de Sinosauropteryx, een kleine sauriër die een rand met veerachtige structuren droeg langs zijn nek en achterlijf. De volgende tak van de stamboom wordt ingenomen door de nu gevonden gevleugelde dinosauriër Caudipteryx. Dat is de schakel naar de Archaeopteryx, een fossiele vogel die nog een aantal kenmerken van een dinosauriër vertoont, zoals de vorm van de poten en de tanden. Zo zijn de vogels dus ontstaan vanuit de reptielen, meent hij.

Toch is er onder evolutiebiologen verdeeldheid over de betekenis van de fossielen. Alan Feduccia, een bioloog van de universiteit van North–Carolina, noemde de vondst „heel interessant”, maar merkte op dat de fossielen een flink stuk jonger zijn dan de vogels die uit hen zouden moeten zijn ontstaan. De auteurs veronderstellen dat de Caudipteryx 120 tot 135 miljoen jaar geleden leefde, terwijl de Archaeopteryx volgens deze onderzoekers 150 miljoen jaar geleden voorkwam.

Feduccia concludeert daaruit dat er geen sprake is van gevederde dinosauriërs, maar van primitieve vogels, die er alleen maar dinosauriërachtig uitzien. Hij vindt het te vroeg om definitieve conclusies te trekken. Padian beweert echter dat recente gegevens wijzen op een andere datering: 145 miljoen jaar of ouder voor de Caudipteryx. Daarmee klopt het verhaal weer, althans, volgens de chronologie van een aantal evolutiebiologen.

Bedreiging
„Ik geef toe dat deze vondst een bedreiging lijkt voor degenen die geloven in een schepping”, reageert drs. T. Zoutewelle, geoloog en creationist. Hij beoordeelt de fossielen nuchter. „Ik stel met de schrijvers vast dat er blijkbaar sauriërs geweest zijn die veren hadden. Veren zijn altijd beschouwd als een exclusief kenmerk van vogels, maar dat blijkt niet juist”.

In zijn ogen gaan de auteurs te ver als ze deze fossielen beschouwen als de ontbrekende schakel tussen dinosauriërs en vogels. Zoutewelle wijst op de twijfels die er waren rond de vondst van de Sinosauropteryx. De rand op de rug, die de voorloper van de verentooi moest zijn, bestond volgens critici uit gerafelde vezels uit het inwendige van het dier. Nature-commentator Padian wuift, met de nieuwe fossielen in de hand, die kritiek weg. Ten onrechte, vindt Zoutewelle.

Bovendien blijft volgens hem de belangrijkste vraag onbeantwoord: de fossielen tonen niet aan dat er een ontwikkeling is van de ene naar de andere soort. „We zien hier dat structuren die we al kenden, nu blijken voor te komen in andere groepen. Dat is niets nieuws. Snavels komen ook niet alleen bij vogels voor: er zijn gesnavelde sauriërs en we kennen het vogelbekdier. Ook het vliegen is niet exclusief voor vogels, er waren sauriërs die konden vliegen”.

Zwak punt in het verhaal blijft in zijn ogen dat de fossielen niets vertellen over het onstaan van de veren zelf. „Bovendien blijft de functie van de veren onduidelijk als de dieren er niet mee konden vliegen. Vanuit evolutionistisch standpunt gezien is dat onlogisch”.

Grondplan
Zoutewelle is het daarom eens met de conclusie van prof. F. L. Marsh in zijn boek “De schepping van de soorten”: „Bij het scheppen der dieren is de Schepper kennelijk volgens een universeel schema te werk gegaan, waarbij dezelfde basisstructuren, met de nodige wijzigingen, voor de schepping van vele grondtypen werden gebruikt. (...) Het feit dat de Archaeopteryx zowel met de vogels als met de reptielen enkele kenmerken gemeen heeft, zegt niets meer dan het feit dat het menselijk oog veel lijkt op dat van een inktvis, terwijl hij opperarmbeen, spaakbeen en ellepijp met de walvissen en vleermuizen gemeen heeft. Inderdaad kan men van een gemeenschappelijke oorsprong spreken, maar dan in de betekenis van één Schepper, met één grondplan”.