Wetenschap

Vwo-ers geven voorkeur aan buitenwerk

Scholieren ruiken
aan wetenschap

Door Helma Struijk
Moeizaam ploeteren ze door het slik van de Westerschelde. Af en toe trekken ze de laarzen van hun waterpak uit de zuigende modder van de plaat van Baarland. Twee scholieren mogen een dagje snuiven aan 'veldwerk' op het Zeeuwse slik.

”Dieren op de zeebodem” leek Hanneke Luyting uit Santpoort-Zuid en Arjen van den Kroonenberg uit Nieuw Bergen wel wat. Zelf veldonderzoek doen en dan later de monsters in het laboratorium onder de microscoop bekijken, dat is „gewoon leuk”. Niet dat een van beide 5-vwo-leerlingen iets met biologie gaat doen, ze hebben het zelfs niet in hun vakkenpakket. Hanneke wil in Wageningen weerkunde gaan studeren en Arjen heeft plannen voor Delft: luchtvaart- en ruimtevaarttechniek.

Het project “Wetenschap op proef” is een activiteit van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Bijna tweehonderd onderzoekers in spe mochten in april en mei een dagje zelf onderzoek uitvoeren onder leiding van een KNAW-lid of van een onderzoeker van een van de Akademie-instituten.

De 65 onderwerpen varieerden van het recht in het Romeinse rijk tot de hersenontwikkeling bij de zebravis, en van Middeleeuws Latijn tot de ziekte van Alzheimer. De scholieren moesten ook verslag doen van hun ervaringen; de beste verslagen werden vandaag beloond met een prijs.

Het rondje wetenschap voor scholieren is een cadeau ter gelegenheid van de verjaardag van de KNAW. In mei was het 190 jaar geleden dat koning Lodewijk Napoleon het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten oprichtte. Daaruit kwam de huidige Akademie voort.

Onwennig
Wat onwennig staan de twee op het station van Kruiningen-Yerseke, op een vrijdagmorgen eind mei. Peter van de Vries en Hilda Douma, onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO), leggen uit wat de plannen zijn voor die dag.

Het wordt flink doorwerken, dat is de twee scholieren al snel duidelijk. Bij de plaat van Baarland aangekomen, wordt maar even tijd uitgetrokken voor een kopje koffie. Terwijl Hanneke en Arjen zich in hun waterpakken hijsen, vertelt Peter meer over het onderzoek.

Aantallen en soorten bodemdieren, dat zijn de gegevens die de metingen op moeten leveren. Ook de af- en toename van het zand op de bodem van de slikken wordt bekeken, want dat heeft invloed op de bodemdieren. Ongeveer een jaar lang gaan de NIOO-medewerkers elke twee weken de slikplaat op om monsters te nemen.

Uiteindelijk moeten alle metingen een wiskundig model opleveren van de veranderingen in de zeebodem. „Dat is belangrijk om te kunnen voorspellen wat de gevolgen zijn van bijvoorbeeld een eiland in zee. De bodemdieren zijn het voedsel van vogels en vissen”.

„Doorlopen!”
Op weg naar monsterpunt Q kunnen Peter en Hilda maar één advies geven: Doorlopen! Zodra Hanneke en Arjen even stilstaan, weten ze waarom. Het slik zuigt, en de laarzen van het waterpak komen al vaster in de modder te zitten. Een ruk aan de broekspijpen, en de laarzen komen weer los.

Na een stuk wadlopen begint het meetwerk. De NIOO-onderzoekers halen de instrumenten te voorschijn en doen voor hoe de monsters genomen moeten worden. De meetpunten zijn met takjes gemarkeerd. Peter en Arjen boren een ijzeren buis een stuk het zand in. De modder die ze verzamelen, wordt gezeefd. In een hoekje van de zeef zitten de bodemdiertjes die Peter met wat zeewater in een potje spoelt. „Die gaan we straks in het lab tellen”.

Op een andere hoek van het meetvak nemen Hilda en Hanneke met een klein pvc-buisje een monster van het slib, dat ook in een potje verdwijnt. Dan is het zoeken naar een pvc-pijp en de 'tracers'. Met die hulpmiddelen kunnen de onderzoekers precies zien hoeveel zand er sinds de vorige metingen bij is gekomen of afgegaan.

Blubber
Dan soppen de onderzoekers en scholieren verder door de blubber. Meetpunt R en P moeten nog bemonsterd worden. Intussen krijgen de twee 5-vwo'ers er handigheid in en gaan ze zelf aan de slag. Ook hun gasten zetten er flink de vaart in en na anderhalf uur stug doorwerken gaat het richting laboratorium.

Het spannende gedeelte is achter de rug, merken de scholieren als ze 's middags achter de microscoop zitten. Om alle kokkels, nonnetjes, slijkgarnalen en wadpieren uit dat gewriemel te vissen, en ook nog te meten en te tellen, is geduld nodig. Onderzoek doen is best leuk, denkt Hanneke, „maar alleen als je af en toe naar buiten mag, zoals vanmorgen”.

Het monster dat zij bekijkt, bevat niet veel bodemdieren. Arjen heeft wat meer te tellen. De diertjes leven nog, er is geen tijd om ze te doden. Gelukkig niet, vindt Arjen, „als ze dood zijn is het misschien minder leuk”. Normaal wordt dat wel gedaan, legt Peter uit, want alle monsters worden na het tellen bewaard.

Poster
Intussen is Peter Herman, senior onderzoeker bij het NIOO, ook gearriveerd. Hij neemt met de scholieren de plannen door om een verslag te maken van het onderzoek op een poster. „Die moet wel een beetje wetenschappelijk zijn”.

Daarom kunnen Hanneke en Arjen voor hun poster ook gebruikmaken van de metingen die het NIOO eerder heeft gedaan. Want uit één meting kun je geen conclusies trekken, zegt Peter Herman. „Dat is ook de boodschap van vandaag. Op één dag kun je geen ecologisch onderzoek doen”.

Het maken van die poster is onderdeel van het KNAW-project. Ook het presenteren van de poster op een afrondende dag in het KNAW-onderkomen, het Amsterdamse Trippenhuis, hoort erbij. „Leuk, krijgen we weer een dagje vrij voor”.

Maar de bijeenkomst, vorige week donderdag, kon niet doorgaan. „De posters kwamen heel langzaam binnen”, zegt Irene van Houten van de KNAW, „toen hebben we besloten de afrondende dag af te zeggen. Uiteindelijk kregen we nog dertig posters”.

De moeite die de scholieren erin hebben gestoken, is toch niet tevergeefs. Elf posters werden beloond met een prijs, „alle ingrediënten voor een dagje wetenschap in Amsterdam”. Ook Hanneke Luyting en Arjen van den Kroonenberg behoren tot de gelukkigen, zoals ze vandaag zagen toen de brief van de KNAW in de bus viel.